In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, zijn er twee zaken aan de orde: zaaknummer 17/245 en 19/1614. De eerste zaak betreft een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 31 maart 2016, waarbij betalingsrechten zijn toegewezen aan een melkveehouderij. Dit besluit werd door de minister in een later besluit van 17 januari 2017 ongegrond verklaard, waarop de melkveehouderij beroep heeft ingesteld. De tweede zaak betreft een herberekening van uitbetalingen aan een andere firma, Gebroeders [naam 2], voor het jaar 2015, waarbij een bedrag van € 16.518,22 werd teruggevorderd. Dit besluit werd ook door de minister ongegrond verklaard, waarna de firma beroep heeft ingesteld.
De zittingen voor beide zaken vonden plaats op 26 juli 2022, waarbij de zaken gevoegd zijn behandeld. Het College heeft onmiddellijk uitspraak gedaan na sluiting van het onderzoek. In de uitspraak werd de minister veroordeeld in de proceskosten van Gebroeders [naam 2] tot een bedrag van € 1.518,-. Het College verklaarde het beroep van de melkveehouderij ongegrond en het beroep van Gebroeders [naam 2] gegrond, waarbij het bestreden besluit werd vernietigd en het eerdere besluit herroepen. Het College oordeelde dat Gebroeders [naam 2] op 15 mei 2015 over het perceel beschikte en dat de melkveehouderij geen recht had op de betalingsrechten, omdat deze geen pachtovereenkomst had gesloten.
De uitspraak heeft ook gevolgen voor andere besluiten die niet in deze procedure zijn behandeld, en de minister heeft toegezegd de gevolgen van deze uitspraak voor de uitbetalingen in de opvolgende jaren te onderzoeken.