In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, een coffeeshop, had hoger beroep ingesteld tegen een boete die was opgelegd door de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wegens overtreding van het rookverbod zoals vastgelegd in de Tabaks- en rookwarenwet. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, omdat de appellante niet had voldaan aan de verplichtingen om het rookverbod te handhaven. Tijdens een inspectie door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) was vastgesteld dat klanten tabaksproducten rookten in een ruimte die als tabaksvrij was aangeduid. Het College oordeelde dat de waarnemingen van de toezichthouder voldoende gedetailleerd waren en dat de appellante niet had aangetoond dat de boete onterecht was opgelegd. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat de uitlatingen van de minister op de website van de Rijksoverheid niet van toepassing waren op de situatie van appellante. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.