ECLI:NL:CBB:2022:443

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
22/1082
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake quarantaine van honden afkomstig uit Oekraïne

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 19 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot negen honden die vanuit Oekraïne naar Nederland zijn gebracht. De honden zijn in quarantaine geplaatst door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, omdat niet kon worden vastgesteld of zij in Oekraïne tegen rabiës waren gevaccineerd. Verzoekster, die de honden in beheer heeft genomen, heeft verzocht om de honden terug te krijgen en om thuisquarantaine toe te staan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de honden niet over de benodigde documenten beschikten, zoals een Oekraïens dierenpaspoort met een bijbehorend chipnummer, waaruit vaccinaties tegen rabiës konden blijken. Hierdoor was het niet mogelijk om te bevestigen of de honden in Oekraïne waren gevaccineerd.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de honden een potentieel gevaar vormen voor de insleep en verspreiding van rabiës in Nederland. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar artikel 5:4 van de Wet dieren, dat de minister de bevoegdheid geeft om quarantaine maatregelen te nemen. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de situatie van de honden niet vergelijkbaar is met die van huisdieren van vluchtelingen, aangezien de honden oorspronkelijk uit een asiel kwamen en niet van een bekende eigenaar waren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van willekeur in de besluitvorming van de minister. Slechts voor twee van de honden is thuisquarantaine toegestaan, omdat zij ziek zijn en bijzondere zorg nodig hebben. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 22/1082

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juli 2022 in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,
(gemachtigde: mr. M. van Duijn).
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Scheffer).

Overwegingen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening af. De honden waar het om gaat blijven dus op de door verweerder voor de quarantaine aangewezen plaats. Verweerder hoeft thuisquarantaine niet toe te staan.
Het gaat om negen honden die vanuit Oekraïne de EU zijn ingevoerd door een Ierse stichting. Nadat Ierland had laten weten de dieren niet te zullen toelaten, heeft verzoekster zich op verzoek van de Ierse stichting over deze dieren ontfermd.
De voorzieningenrechter neemt hier - net als in zijn uitspraak van 22 juli 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:7470) - spoedeisend belang aan, nu verzoekster met dit verzoek wil bereiken dat de honden aan haar worden teruggegeven.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat voldoende vast dat het risico op rabiës (hondsdolheid) in Oekraine hoog is, aangezien rabiës daar nog steeds voorkomt bij mens en dier. De oorlogssituatie kan het risico op besmetting aldaar nog doen toenemen. Dit, terwijl Nederlandse honden niet (meer) verplicht worden gevaccineerd tegen rabiës en Nederland (vooralsnog) als ‘rabiësvrij’ geldt.
Verzoekster is de houdster van de dieren. De honden vormen naar het oordeel van de voorzieningenrechter een gevaar voor de insleep en verspreiding van rabiës in Nederland. Artikel 5.4, vierde lid, aanhef en onder a en b, van de Wet dieren geeft verweerder dan de bevoegdheid tot de hier toegepaste quarantaine en de overige door hem verrichte handelingen. Anders dan verzoekster, leest de voorzieningenrechter in het primaire besluit dat verweerder deze wettelijke grondslag ook heeft toegepast.
Verzoekster heeft betoogd dat de door verweerder opgelegde maatregelen in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. Zij heeft daarbij verwezen naar de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 juni 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:317).
Voor het juridisch kader en de voorwaarden waaronder een thuisquarantaine mogelijk is, sluit de voorzieningenrechter aan bij die uitspraak van 16 juni 2022. Die uitspraak zag op twee volwassen honden en een pup, die op verzoek van de (hobby)fokker in Oekraine waren overgenomen. De volwassen honden waren in Oekraine gechipt en beschikten over een Oekraïens dierenpaspoort met overeenkomende chipnummers waarin was aangetekend dat zij in Oekraine meermaals tegen rabiës waren ingeënt. In die zaak achtte een geraadpleegde deskundige het risico op insleep van rabiës door de twee volwassen honden ‘nihil’, terwijl voor de pup een optimale maternale immuniteit viel te verwachten.
De negen bij verzoekster aangetroffen honden komen daarentegen oorspronkelijk uit een asiel in Lviv. Zij waren uit die stad en omgeving verzameld nadat zij waren verlaten door hun eigenaren die vanwege het oorlogsgeweld waren gevlucht. De dieren zijn samen met andere honden naar Nederland vervoerd. Twee honden zijn pas in Nederland voorzien van een chip en een daarmee corresponderend hondenpaspoort. Vier honden hadden chipnummers uit Duitsland en drie honden hadden chipnummers waarvan de oorsprong niet is vast te stellen. Er waren wel enkele dierenpaspoorten aanwezig maar die sloten niet allemaal aan op de chipnummers van de honden. Alle honden hebben in Nederland daarom een nieuw dierenpaspoort gekregen.
Daarmee staat vast dat de honden van verzoekster niet over een (Oekraïens) dierenpaspoort met een daarmee overeenkomend chipnummer beschikten, waaruit rabiësvaccinaties zouden kunnen blijken. Hierdoor valt niet vast te stellen of (en wanneer) zij in Oekraine tegen rabiës gevaccineerd zijn. Verweerder heeft verder overtuigend uiteengezet dat geen van de honden een pup is. Daarom is van eenzelfde situatie als in de uitspraak van 16 juni 2022 geen sprake.
Verzoekster beroept zich voorts tevergeefs op het verbod op willekeur, omdat de situatie van door Oekraïense vluchtelingen in hun vlucht meegenomen eigen huisdieren niet vergelijkbaar is met de import van honden uit de Oekraïne waarvan de geschiedenis en herkomst niet zonder twijfel (met een dierpaspoort en chip) kan worden vastgesteld. Artikel 32 van Verordening (EU) 576/2013 biedt de mogelijkheid om voor niet-commerciële import van gezelschapsdieren met eigenaar een uitzondering op de Europese regelgeving te maken. Nederland heeft ervoor gekozen gebruik te maken van deze uitzonderingsbepaling. Voor deze versoepeling is gekozen omdat vanwege het oorlogsgeweld in Oekraine vele vluchtelingen op stel en sprong het land hebben moeten verlaten en van hen – om humanitaire redenen - niet kan worden gevergd hun huisdieren in het oorlogsgebied achter te laten. Verzoekster is geen vluchteling en haar honden hebben in eerste instantie - zonder bekende eigenaar - in Oekraine in een dierenasiel verbleven en zijn na het uitbreken van de oorlog door derden zijn overgebracht naar Nederland om hier een nieuw tehuis te vinden. De honden van verzoekster zijn dus niet als huisdier of gezelschapsdier die toebehoren aan een vluchteling naar Nederland gereisd.
De voorzieningenrechter is gezien het vorenstaande van oordeel dat geen sprake is van willekeur.
Verweerder heeft voor twee honden (van de in totaal negen) wel thuisquarantaine toegestaan. Dat betreft twee zieke honden die uitzonderlijk veel zorg nodig hebben en bovendien gezien hun gezondheidstoestand niet snel buiten in aanraking zullen komen met andere honden. Daarin ziet de voorzieningenrechter geen reden om ook voor de andere zeven honden thuisquarantaine toe te staan.
Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.
De voorzieningenrechter is verhinderd mr. H.G. Egter van Wissekerke
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: