ECLI:NL:CBB:2022:443
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake quarantaine van honden afkomstig uit Oekraïne
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 19 juli 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot negen honden die vanuit Oekraïne naar Nederland zijn gebracht. De honden zijn in quarantaine geplaatst door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, omdat niet kon worden vastgesteld of zij in Oekraïne tegen rabiës waren gevaccineerd. Verzoekster, die de honden in beheer heeft genomen, heeft verzocht om de honden terug te krijgen en om thuisquarantaine toe te staan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de honden niet over de benodigde documenten beschikten, zoals een Oekraïens dierenpaspoort met een bijbehorend chipnummer, waaruit vaccinaties tegen rabiës konden blijken. Hierdoor was het niet mogelijk om te bevestigen of de honden in Oekraïne waren gevaccineerd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de honden een potentieel gevaar vormen voor de insleep en verspreiding van rabiës in Nederland. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar artikel 5:4 van de Wet dieren, dat de minister de bevoegdheid geeft om quarantaine maatregelen te nemen. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de situatie van de honden niet vergelijkbaar is met die van huisdieren van vluchtelingen, aangezien de honden oorspronkelijk uit een asiel kwamen en niet van een bekende eigenaar waren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake is van willekeur in de besluitvorming van de minister. Slechts voor twee van de honden is thuisquarantaine toegestaan, omdat zij ziek zijn en bijzondere zorg nodig hebben. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.