In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 juli 2022, zaaknummer 21/1200, staat de afwijzing van een wijzigingsverzoek voor een subsidie voor het ontwikkelen van een demontabele windturbine centraal. De appellante, een B.V. die zich richt op de ontwikkeling van kleine tot middelgrote windturbines, had een subsidie van € 659.481,- ontvangen op basis van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. Na het indienen van een wijzigingsverzoek op 17 september 2020, waarin appellante vroeg om aanpassing van de afschrijvingsduur en herallocatie van kosten, heeft verweerder dit verzoek deels afgewezen. De afschrijvingsduur was vastgesteld op 16,5 jaar, wat appellante niet acceptabel vond, omdat zij de testwindturbine na de testfase niet meer naar Indonesië wilde verschepen. Verweerder verklaarde het bezwaar tegen de afschrijvingsduur niet-ontvankelijk, wat het College onterecht achtte. Het College oordeelde dat het bezwaar tegen de afschrijvingsduur wel degelijk een nieuwe weigering betrof en dat hiertegen bezwaar openstond. Het College verklaarde het beroep gegrond voor wat betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar, maar verklaarde het bezwaar inhoudelijk ongegrond. De beslissing van het College houdt in dat de oorspronkelijke afschrijvingsduur van 16,5 jaar gehandhaafd blijft, omdat de wijziging van de levensduur niet substantieel was en de oorspronkelijke plannen niet wezenlijk waren veranderd. De kosten voor de projectmanager en electrical engineer werden ook lager vastgesteld, maar het College oordeelde dat de door verweerder gehanteerde berekeningswijze aanvaardbaar was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de proceskosten werden niet vergoed.