1.4Vervolgens heeft verweerder bij het primaire besluit van 27 oktober 2020 een randvoorwaardenkorting van 3% vastgesteld op alle door appellante gevraagde GLBsubsidies voor het jaar 2020. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat appellant de volgende randvoorwaarden niet heeft nageleefd:
- de voorwaarde dat buiten gehouden dieren worden beschermd tegen slechte weersomstandigheden en gezondheidsrisico's (artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren) (hierna: Besluit);
- de voorwaarde dat dieren toegang hebben tot voldoende schoon water of op een andere wijze aan de behoefte aan water kunnen voldoen (artikel 1.7, aanhef en onderdeel f van het Besluit).
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
2. Appellant heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte een randvoorwaardenkorting heeft opgelegd. Appellant betwist dat hij de hiervoor in 1.4 genoemde voorwaarden niet heeft nageleefd. In dit verband heeft hij aangevoerd dat hij iedere morgen ongeveer 300 liter vers water naar de schapen in het weiland brengt, omdat het perceel niet over een waterleiding beschikt. Hij reinigt dan de drinkbakken en vult deze vervolgens met vers water. De drinkbakken raken soms vervuild doordat langslopende wandelaars er etensresten in gooien. Het is onjuist dat de schapen daar niet over schaduw beschikken. Langs het perceel ligt namelijk een rietkraag waar de schapen zich achter kunnen verschuilen. Die rietkraag ligt weliswaar net buiten het perceel, maar in de zomer is het riet heel hoog, in ieder geval een stuk hoger dan te zien is op de foto die verweerder bij het verweerschrift van 2 april 2021 heeft overgelegd.
Subsidiair heeft appellant aangevoerd dat hij geen enkele sanctie meer had verwacht, aangezien de niet-nalevingen zijn afgedaan met een schriftelijke waarschuwing. Appellant heeft uit de waarschuwingsbrief van 29 juni 2020 begrepen dat er slechts een bestuursrechtelijke sanctie en/of strafrechtelijk traject zou volgen wanneer bij een volgende inspectie wederom van een niet-naleving zou zijn gebleken. Er heeft echter geen nadere inspectie meer plaatsgevonden. Verweerder had dan ook geen sanctie mogen opleggen.
3. Verweerder handhaaft zijn standpunt dat appellant artikel 1.6, derde lid, en artikel 1.7, aanhef en onderdeel f van het Besluit niet (steeds) heeft nageleefd.
Uit de beknopte, door een toezichthouder van de NVWA opgestelde, rapporten blijkt immers dat schapen van appellant tijdens het moment van de controle, bij een temperatuur van 29 graden, niet beschikten over een schaduwplek. Binnen de afrastering van het perceel groeit namelijk geen riet. De schapen kunnen daardoor niet gedurende de hele dag over een schaduwplek beschikken. Verweerder heeft hierover nog navraag gedaan bij de toezichthouder die de controle heeft verricht. Uit die navraag blijkt dat de controle is verricht omstreeks 14.00 uur en dat het om 43 schapen ging.
Verweerder heeft voorts aangevoerd dat de schapen op het moment van de inspectie geen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid drinkwater van voldoende kwaliteit. De drinkbakken waren gedeeltelijk vies en leeg. De schapen hadden zichtbaar dorst en stonden samengedrukt rond de drinkbakken. Meerdere schapen vertoonden tekenen van hittestress. Appellant heeft aangevoerd dat hij iedere morgen de waterbakken met schoon drinkwater vult, maar dat is, aldus verweerder, niet altijd voldoende. Gelet op de temperatuur die dag had appellant de waterbakken meerdere keren moeten controleren en zo nodig vullen. Door extreme hitte gaan schapen namelijk sneller ademen en daarmee verliezen zij veel vocht.
Wat betreft de waarschuwingsbrief van 29 juni 2020 heeft verweerder erop gewezen dat die brief betrekking had op de mogelijkheid van het opleggen van een (bestuursrechtelijke of strafrechtelijke) sanctie wanneer bij een volgende (her)inspectie wederom van niet-naleving van de twee eerdergenoemde voorschriften van het Besluit zou blijken. Dat laat echter onverlet dat wanneer een overtreding tevens een randvoorwaarde betreft, zoals ook in die brief is vermeld, dit gevolgen kan hebben voor de door appellant middels de Gecombineerde Opgave aangevraagde steun in het kader van de Uitvoeringsregeling. Als de overtreding van een voorschrift van het Besluit tevens inhoudt dat een randvoorwaarde niet is nageleefd, is verweerder gehouden om een korting toe te passen. Zo’n randvoorwaardenkorting is niet strafrechtelijk van aard, zodat deze kan worden toegepast naast een punitieve sanctie.