ECLI:NL:CBB:2022:266

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
21/195
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake subsidie aanvraag TVL COVID-19

In deze zaak heeft appellante, een onderneming, op 17 september 2020 een subsidie aangevraagd op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL). Het primaire besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, dat de aanvraag op 5 oktober 2020 afwees, was gebaseerd op het feit dat appellante niet voldeed aan de voorwaarde dat het omzetverlies in de subsidieperiode in 2020 ten minste 30% moest bedragen ten opzichte van de referentieperiode in 2019. Na een bezwaarprocedure, waarin het bestreden besluit van 22 december 2020 het bezwaar ongegrond verklaarde, heeft appellante beroep ingesteld.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft het onderzoek ter zitting in eerste instantie door een enkelvoudige kamer op 28 juli 2021 gehouden, waarna de zaak werd verwezen naar een meervoudige kamer. Tijdens de zitting op 28 oktober 2021 heeft het College het onderzoek gesloten, maar later, op 8 november 2021, het onderzoek heropend en vragen aan verweerder gesteld. Uiteindelijk heeft verweerder op 16 december 2021 het bestreden besluit ingetrokken en subsidie toegekend aan appellante, waarmee hij volledig tegemoetkwam aan het beroep.

Het College concludeert dat appellante geen belang meer heeft bij een verdere beoordeling van het beroep, aangezien de subsidie inmiddels is toegekend. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het College heeft ook bepaald dat verweerder het door appellante betaalde griffierecht van € 181,- dient te vergoeden, omdat hij aan het beroep tegemoetgekomen is. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/195

uitspraak van de meervoudige kamer van 31 mei 2022 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: [naam 2] ),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.H. van der Burgt).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) afgewezen.
Bij besluit van 22 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting door een enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 28 juli 2021.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Het College heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Het College heeft vervolgens het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer.
Het onderzoek ter zitting door een meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Het College heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Het College heeft op 8 november 2021 het onderzoek in deze zaak heropend en verweerder schriftelijk vragen gesteld.
Bij besluit van 16 december 2021 (het herzieningsbesluit) heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken, het primaire besluit herroepen en aan appellante subsidie toegekend op grond van de TVL.
Met instemming van partijen is een nadere zitting achterwege gelaten. Vervolgens heeft het College het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Appellante heeft op 17 september 2020 een subsidie op grond van de TVL aangevraagd. Aanvankelijk heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, omdat appellante niet voldoet aan de voorwaarde dat het omzetverlies in de subsidieperiode in 2020 ten minste 30% bedraagt ten opzichte van de referentieperiode in 2019.
2. Met het herzieningsbesluit heeft verweerder alsnog subsidie aan appellante toegekend op grond van de TVL. Daarmee is verweerder volledig tegemoetgekomen aan het beroep van appellante. Niet is gebleken dat appellante nog belang heeft bij een verdere beoordeling van het beroep.
3. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat het College het beroep niet meer inhoudelijk beoordeelt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
4. Het College ziet in de uitkomst van deze zaak wel aanleiding om te bepalen dat verweerder aan appellante het door haar betaalde griffierecht van € 181,- dient te vergoeden, omdat verweerder aan het beroep tegemoetgekomen is.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, mr. D. Brugman en A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van mr. C.M.J. Rouwers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.
De voorzitter is verhinderd De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.