Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 mei 2022 op het hoger beroep van:
maatschap [naam 1] , te [woonplaats] , appellante (gemachtigde: F.Th.M. Peters),
appellanteende minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de minister
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
In zijn reactie op het hogerberoepschrift heeft de minister onbetwist gesteld dat de onderhavige kuikens in het Koppel Informatiesysteem Pluimvee (KIP) zijn geregistreerd op naam van appellante. Het College gaat er daarom van uit dat deze stelling juist is. Het KIP is de door de minister aangewezen officiële databank voor de pluimveesector, als bedoeld in de ten tijde van de in geding zijnde controles geldende Regeling identificatie en registratie van dieren (Regeling I &R) Op grond van de Regeling I &R moet de houder van pluimvee iedere verplaatsing van zijn kippen (aan- en afvoer) in dit systeem registreren. De minister controleert de naleving van de wetgeving met behulp van de registraties in dit systeem. Uit de door de minister overgelegde uittreksels uit het register van de Kamer van Koophandel (KvK) blijkt dat appellante en niet [naam 6] B.V. zich specifiek bezighoudt met het “opfokken en/of houden van vleeskuikens”. Appellante heeft niet gesteld dat deze informatie onjuist is. Het College acht verder van belang dat appellante ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat de kuikens in haar stallen zijn ondergebracht en dat zij heeft bevestigd dat [naam 2] de kuikens verzorgt. Mede gezien de hiervoor genoemde registratie in het KIP en de informatie van de KvK heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat [naam 2] de kuikens in naam van [naam 6] B.V. verzorgde.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, volgt het College appellante niet in haar stelling dat zij geen eigenaar van de kippen was en niet als houder van de vleeskuikens kon worden aangemerkt. De hogerberoepsgrond van appellante slaagt dan ook niet.
20 juni 2016 heeft begaan en dat hij dus wel bevoegd was appellante voor die overtreding een boete op te leggen.
Beslissing
Bijlage
Algemene voorwaarden voor het vervoer van dieren
Zieke of gewonde dieren kunnen echter in staat worden geacht te worden vervoerd in de volgende gevallen:
Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
1. De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
b. categorie 2: € 1500;
(…)
3. Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in , wordt vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bij deze regeling voor desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
(…)
Regeling houders van dieren categorie
Artikel 4.8, voor zover dat artikel betrekking heeft op de artikelen 3,4,5,6,7,8, 9
en 12 alsmede Bijlagen I, II en IV, voor zover genoemd in de genoemde
artikelen, van verordening (EG) nr. 1/2005. 2
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
(…)
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
(https://wetten.overheid.nl/BWBR0032523/2017-01-01/0/Bijlage/informatie)
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.