In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van een V.O.F. tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De verzoekster had schadevergoeding gevraagd naar aanleiding van onrechtmatige besluitvorming met betrekking tot het fosfaatrecht, dat door de minister was vastgesteld op 4.305 kg. Na een herziening van het besluit in 2019 werd het fosfaatrecht verhoogd naar 4.749 kg, maar verzoekster stelde dat zij schade had geleden door de eerdere besluitvorming en had fosfaatrechten moeten leasen om aan wettelijke verplichtingen te voldoen.
De minister had het verzoek om schadevergoeding afgewezen, stellende dat er geen causaal verband was tussen de gestelde schade en de onrechtmatige besluitvorming. Het College oordeelde dat de verzoekster zelf verantwoordelijk was voor haar ondernemerskeuzes, waaronder de verkoop van fosfaatrechten in 2018, en dat de schade die zij had geleden niet het gevolg was van de besluiten van de minister. Het College concludeerde dat de verzoekster geen recht had op schadevergoeding, omdat de schade voortkwam uit haar eigen keuzes en niet uit de onrechtmatige besluiten van de minister.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzoeksters om de stelplicht en bewijslast te dragen voor het bestaan van een causaal verband tussen de onrechtmatige besluiten en de geleden schade. Het College wees het verzoek om schadevergoeding af en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.