Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 april 2022 in de zaak tussen
[naam 1] B.V., te [woonplaats] , appellante,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
5 april 2022.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 april 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft een bezwaar dat appellante te laat heeft ingediend tegen een besluit van de minister, waarin subsidie werd toegekend op basis van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021. Het primaire besluit werd genomen op 6 april 2021, en het bestreden besluit, waarin het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk werd verklaard, dateert van 26 juli 2021.
Appellante stelde dat zij in afwachting was van de beslissing op een eerder bezwaarschrift dat betrekking had op een andere periode (Q4 2020) en dat zij daarom het bezwaar tegen het primaire besluit te laat had ingediend. Het College oordeelde echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De wetgeving vereist dat een bezwaarschrift tijdig wordt ingediend, en het feit dat appellante eerder bezwaar had gemaakt tegen een ander besluit ontsloeg haar niet van de verplichting om ook tijdig bezwaar te maken tegen het onderhavige besluit. Het College concludeerde dat de termijnoverschrijding terecht niet verschoonbaar werd geacht en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de strikte naleving van de wettelijke termijnen, ook in situaties waarin appellanten in afwachting zijn van andere beslissingen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.