In deze tuchtrechtelijke procedure heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op de hoger beroepen van [naam 1] AA en [naam 2] B.V. tegen de uitspraak van de accountantskamer van 2 maart 2020. De klacht van [naam 2] tegen [naam 1] betrof onder andere het handelen van [naam 1] in strijd met de gedrags- en beroepsregels van accountants. De accountantskamer had geoordeeld dat [naam 1] onvoldoende inzicht had in de onderneming van [naam 2] en had een berisping opgelegd. Zowel [naam 1] als [naam 2] hebben hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep van [naam 1] werd ongegrond verklaard, omdat hij had moeten afzien van het opstellen van een aandelenwaardering of [naam 2] op de hoogte had moeten stellen van zijn betrokkenheid daarbij. Het hoger beroep van [naam 2] was gedeeltelijk gegrond, met name wat betreft de onjuiste vermelding van bestuurders in de jaarrekening. De maatregel van berisping werd in stand gehouden, maar het College verklaarde klachtonderdeel d. gedeeltelijk gegrond.