ECLI:NL:CBB:2022:117

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
21/1161
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat door appellante is ingediend tegen een besluit van de minister, waarbij de subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor de periode juni tot en met september 2020 is vastgesteld. Het primaire besluit werd op 2 april 2021 genomen, en het bestreden besluit, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard, volgde op 23 september 2021.

Appellante heeft aangevoerd dat zij nooit een melding heeft ontvangen dat het primaire besluit klaarstond en dat zij het besluit niet per post heeft ontvangen. Pas later, na inloggen op het portaal, heeft zij ingestemd met digitale correspondentie en is zij op de hoogte geraakt van het primaire besluit. Het College heeft vastgesteld dat appellante op het aanvraagformulier expliciet toestemming heeft gegeven voor digitale communicatie. Hierdoor was de minister gerechtigd om het besluit digitaal te verzenden. Het College concludeert dat appellante het besluit heeft ontvangen en dat er geen reden is om aan te nemen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.

Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de beslissing is genomen door een meervoudige kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1161

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 maart 2022 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., [plaats] , appellante

(gemachtigde: C.C. Maas AA),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.H. van der Burgt en mr. drs. P.J. Kooiman).

Procesverloop

Bij besluit van 2 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan appellante verleende subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID19 (TVL) voor de periode juni tot en met september 2020 vastgesteld.
Bij besluit van 23 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2021. Namens appellante was aanwezig [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde van appellante. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van appellante ten grondslag gelegd dat appellante te laat bezwaar heeft gemaakt en dat de daarvoor door appellante genoemde reden geen reden is om de te late indiening ervan te accepteren.
2. Appellante voert aan dat zij nooit een melding heeft ontvangen dat het primaire besluit voor haar klaar stond. Zij heeft het besluit ook niet per post ontvangen. Ook de brief waarmee verweerder heeft gevraagd naar de reden voor de termijnoverschrijding is niet ontvangen. Pas toen appellante later inlogde op het portaal heeft zij ingestemd met digitale correspondentie en is zij op de hoogte geraakt van het primaire besluit. Daardoor kon zijn niet op tijd bezwaar maken.
3. Het College komt tot de volgende beoordeling.
4.1
Niet in geschil is dat appellante te laat bezwaar heeft gemaakt. Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien het bezwaarschrift te laat is ingediend, de niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijven als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De termijnoverschrijding is dan verschoonbaar.
4.2
Het College stelt vast dat appellante op het aanvraagformulier dat zij op 29 oktober 2020 heeft ondertekend en ingediend, expliciet toestemming heeft gegeven om over de aanvraag alleen digitaal bericht te ontvangen, door op het formulier de stelling “Ik ontvang alleen digitaal bericht over deze aanvraag” met “Ja” te beantwoorden. Zoals appellante ter zitting heeft bevestigd, heeft zij aldus bewust ingestemd met verdere digitale correspondentie. Hiermee mocht verweerder op grond van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb het besluit digitaal verzenden. Het College heeft geen redenen om aan te nemen dat appellante het besluit niet heeft ontvangen. Appellante heeft dit op zichzelf ook niet ontkend. Appellante is op 2 april 2021 via een notificatiemail, die is verstuurd naar het door appellante op het aanvraagformulier ingevulde e-mailadres, op de hoogte gesteld van het feit dat er een bericht over haar TVL-aanvraag klaar stond. Verweerder heeft in de bijlage bij het verweerschrift een afschrift van deze notificatiemail overgelegd. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat appellante niet op tijd bezwaar had kunnen maken. Verweerder heeft het bezwaar van appellante daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, mr. B. Bastein en mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. D. de Vries, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2022.
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.