ECLI:NL:CBB:2022:109

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
21/1143
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaar tegen subsidie op grond van de TVL-regeling

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellante tegen het besluit van de minister, waarbij de subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID19 (TVL) voor de periode juni tot en met september 2020 was vastgesteld. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit, maar dit bezwaar werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend.

Appellante stelde dat zij het verleningsbesluit en het primaire besluit niet had ontvangen, omdat deze per e-mail waren verzonden, terwijl alle eerdere correspondentie per post was verlopen. Het College oordeelde dat appellante bewust had gekozen voor digitale communicatie door op het aanvraagformulier toestemming te geven voor het ontvangen van berichten per e-mail. Het College concludeerde dat de minister het besluit op juiste wijze digitaal had verzonden en dat appellante de ontvangst van de notificatiemail niet had ontkend. Hierdoor was de termijnoverschrijding niet verschoonbaar en was het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Het College verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de griffier aanwezig was. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 maart 2022.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1143

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 maart 2022 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [woonplaats] , appellante

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. M.J.H. van der Burgt en mr. drs. P.J. Kooiman).

Procesverloop

Bij besluit van 14 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan appellante verleende subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID19 (TVL) voor de periode juni tot en met september 2020 vastgesteld.
Bij besluit van 11 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2022. Namens appellante was aanwezig [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van appellante ten grondslag gelegd dat appellante te laat bezwaar heeft gemaakt en dat de daarvoor door appellante genoemde reden geen reden is om de te late indiening ervan te accepteren.
2. Appellante voert aan dat zij het verleningsbesluit van 16 juli 2021 en het primaire besluit, die beide per e-mail zouden zijn verzonden, niet heeft ontvangen. Ook de notificatiemail dat er een bericht klaar stond heeft zij niet ontvangen. Alle correspondentie verliep steeds per post en dit ineens niet. Appellante moet nu subsidie terugbetalen, terwijl de subsidie voor haar erg belangrijk is. Zij verzoekt daarom om coulant te zijn en het bezwaar alsnog ontvankelijk te verklaren.
3. Het College komt tot de volgende beoordeling.
4.1
Niet in geschil is dat appellante te laat bezwaar heeft gemaakt. Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien het bezwaarschrift te laat is ingediend, de niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijven als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De termijnoverschrijding is dan verschoonbaar.
4.2
Het College stelt vast dat appellante op het aanvraagformulier dat zij op 1 juli 2020 heeft ondertekend en ingediend, expliciet toestemming heeft gegeven om over de aanvraag alleen digitaal bericht te ontvangen, door op het formulier de stelling “Ik ontvang alleen digitaal bericht over deze aanvraag” met “Ja” te beantwoorden. Zoals appellante ter zitting heeft bevestigd, heeft zij aldus bewust ingestemd met verdere digitale correspondentie. Hiermee mocht verweerder op grond van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb het besluit digitaal verzenden. Het College heeft geen redenen om aan te nemen dat appellante het besluit niet heeft ontvangen. Zij is op 14 mei 2021 via een notificatiemail, die is verstuurd naar het door appellante op het aanvraagformulier ingevulde e-mailadres, op de hoogte gesteld van het feit dat er een bericht over haar TVL-aanvraag klaar stond. Verweerder heeft in de bijlage bij het verweerschrift een afschrift van deze notificatiemail overgelegd. Appellante heeft ter zitting de ontvangst hiervan niet ontkend. Zij heeft verklaard de e-mails later te hebben teruggevonden in het digitale portaal. Het College begrijpt dat appellante, zoals zij ter zitting heeft toegelicht, destijds vanwege gebrek aan inkomsten in een moeilijke situatie verkeerde, maar dit maakt niet dat appellante niet tijdig bewaar had kunnen maken. Verweerder heeft het bezwaar van appellante daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, mr. B. Bastein en mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. D. de Vries, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2022.
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.