ECLI:NL:CBB:2021:986

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
20/268
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van notaris tot inschrijving in het handelsregister en de juistheid van bestuurswisselingen

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 november 2021, zaaknummer 20/268, staat de bevoegdheid van een notaris centraal bij de inschrijving van bestuurswisselingen in het handelsregister. Appellant, een voormalig bestuurder van de Vereniging van Eigenaars (VvE) Bewoners, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Kamer van Koophandel dat zijn ontslag als bestuurder en de benoeming van nieuwe bestuurders heeft ingeschreven. De appellant betwist de bevoegdheid van de notaris om deze opgaven te doen, en stelt dat de besluiten tot zijn ontslag en de benoeming van nieuwe bestuurders nietig zijn.

De Kamer van Koophandel heeft in eerdere besluiten, op 13 juni en 8 juli 2019, ingestemd met de inschrijving van de bestuurswisselingen. In het bestreden besluit van 16 januari 2020 heeft de Kamer het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en de datum van uittreding van appellant als bestuurder gewijzigd. De appellant heeft aangevoerd dat de notaris niet bevoegd was om de opgaven te doen, omdat hij slechts in opdracht van de Vereniging Stadgenoot handelde, en dat er geen bewijs was van de bevoegdheid van de personen die de besluiten hebben genomen.

Het College overweegt dat notarissen in de praktijk doorgaans worden beschouwd als bevoegd om opgaven te doen aan het handelsregister, en dat de notaris in dit geval voldoende heeft aangetoond dat hij de opgaven heeft gedaan ten behoeve van de nieuwe bestuurders. Het College concludeert dat de Kamer van Koophandel aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan en terecht heeft geoordeeld dat de opgaven juist waren. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/268

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 november 2021 in de zaak tussen

[appellant] , te [plaats] , appellant,

en

de Kamer van Koophandel, verweerster

(gemachtigde: mr. B.A. van den Enden-Holtkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 13 juni 2019 (het primaire besluit 1) heeft verweerster besloten tot inschrijving van de opgave van een bestuurswisseling van de [VvE Bewoners] (de VvE Bewoners).
Bij besluit van 8 juli 2019 (het primaire besluit 2) heeft verweerster besloten tot inschrijving van de opgave van een bestuurswisseling van de [VvE Parkeergarage] (de VvE Parkeergarage).
Bij besluit van 16 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van appellant tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard. Verweerster heeft daarbij het primaire besluit 1 herroepen en besloten tot wijziging van de datum van uittreding van appellant als bestuurder van de VvE Bewoners.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en bezwaar gemaakt tegen het besluit tot wijziging van de datum van uittreding. Hij heeft daarbij verweerster verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij het College als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerster heeft ingestemd met dat verzoek.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2021. Appellant is verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2.1
De ondergrondse parkeergarage [naam 1] wordt beheerd door drie Verenigingen van Eigenaars: de VvE Bewoners, de VvE Parkeergarage en [VvE Koopparkeerplaatsen] (VvE Koopparkeerplaatsen).
2.2
De VvE Bewoners staat sinds 21 december 2011 ingeschreven in het handelsregister. Deze VvE heeft twee leden: de Vereniging Stadgenoot (een woningbouwvereniging te Amsterdam) en de VvE Koopparkeerplaatsen. Op 13 juni 2019 heeft [naam 2] , notaris te Amsterdam, opgave gedaan van de uittreding van appellant als bestuurder per
12 september 2018 en de toetreding van [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] als bestuurders (respectievelijk secretaris, voorzitter en penningmeester) per 14 juni 2018.
Bij het primaire besluit 1 heeft verweerster besloten tot inschrijving van deze opgave.
2.3
De VvE Parkeergarage staat sinds 21 december 2011 ingeschreven in het handelsregister. Deze VvE heeft twee leden: de VvE Bewoners en de Gemeente Amsterdam.
Op 5 juli 2019 heeft [naam 2] opgave gedaan van de uittreding van appellant als bestuurder per 12 september 2018 en de toetreding van [naam 4] , [naam 5] en de Gemeente Amsterdam als bestuurders per 12 september 2018. Bij het primaire besluit 2 heeft verweerster besloten tot inschrijving van deze opgave.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerster de bezwaren ongegrond verklaard. Verweerster acht het zeer aannemelijk dat appellant, nu hij daarover herhaaldelijk is geïnformeerd en dit met hem is besproken, (voor)kennis had van (het voornemen tot) de wisselingen in de besturen van de VvE Bewoners en de VvE Parkeergarage. Bovendien blijkt uit de ondertekende notulen van de algemene ledenvergaderingen van beide verenigingen (op respectievelijk 14 juni 2018 en 12 september 2018) dat alle leden aanwezig waren en dat met unanimiteit is gestemd. In de afweging speelt ook mee dat de notaris, die in deze als deskundige dient te worden beschouwd, de opgaven heeft gedaan en in de bezwaarprocedure herhaaldelijk heeft aangegeven dat zij de betreffende besluiten rechtmatig acht. Ook als er mogelijk gebreken kleven aan de oproeping of besluitvorming, betekent dat niet dat de besluiten evident nietig zijn. Over de eventuele vernietigbaarheid van de besluiten dient duidelijkheid te worden verkregen via een uitspraak van de civiele rechter.
Bij het bestreden besluit heeft verweerster verder ambtshalve besloten tot wijziging van de datum van uittreding van appellant als bestuurder van de VvE Bewoners in 14 juni 2018.
4. Appellant voert aan dat de notaris niet bevoegd was tot het doen van de opgaven en dat verweerster dit in de bezwaarfase niet dan wel onvoldoende heeft onderzocht. Een notaris is niet ‘qualitate qua’ bevoegd om opgave te doen van in- en uitschrijvingen in het handelsregister, maar handelt hooguit ‘in opdracht van’. In dit geval handelde de notaris in opdracht van de Vereniging Stadgenoot, lid van slechts één van de VvE’s. De notaris was daarom niet bevoegd. Daarnaast stelt appellant dat zowel de besluiten tot zijn ontslag als de besluiten tot benoeming van de nieuwe bestuurders nietig zijn, zodat verweerster gerede twijfel had moeten hebben aan de opgaven en deze niet had mogen inschrijven. In de bezwaarfase zijn alleen notulen overgelegd, maar geen stukken waaruit de bevoegdheid blijkt van de personen die handelen namens de leden van de betrokken VvE’s. Appellant heeft met name twijfels bij de bevoegdheid van [naam 6] om op te treden namens de Vereniging Stadgenoot. De besluiten zijn dan ook in strijd met artikel 5:127 van het Burgerlijk Wetboek en daarom nietig. Daarnaast zijn de notulen van de algemene ledenvergadering van de VvE Bewoners van 29 mei 2018, waar is besloten tot het ontslag van appellant, niet ondertekend.
Verweerster heeft de argumenten van appellant niet zelfstandig onderzocht, maar sluit zich kritiekloos aan bij de meningen die verkondigd worden door de notaris. De notaris maakt zich er vanaf door te stellen dat de besluiten rechtsgeldig zijn, maar zij baseert zich slechts op de notulen en heeft geen enkel deskundig onderzoek gedaan.
5. Verweerster wijst erop dat een notaris, naast de personen bedoeld in artikel 18 van de Handelsregisterwet (Hrw), tevens kan worden beschouwd als een tot het doen van opgave aan het handelsregister bevoegd persoon. De wetgever heeft reeds sinds lange tijd aangegeven dat er in de praktijk in het algemeen vanuit wordt gegaan dat notarissen over een voldoende en afdoende volmacht beschikken. Verder wijst verweerster erop dat de notaris meermaals schriftelijk heeft aangegeven dat zij zich van de juistheid van de opgaven heeft vergewist en om welke redenen zij zich bevoegd heeft geacht de opgaven te doen. Voor wat betreft de ontslagbesluiten stelt verweerster zich op het standpunt dat uit de ingebrachte correspondentie en het besprokene tijdens de hoorzitting aannemelijk is geworden dat appellant reeds lange tijd op de hoogte was van het voornemen tot zijn ontslag en het aanstellen van nieuwe bestuurders. Ten aanzien van de bevoegdheid van de verschillende betrokkenen verwijst verweerster naar het machtigingsformulier voor een vergadering van de VvE Koopparkeerplaatsen van 23 april 2018, de stemformulieren van een vergadering van de VvE Bewoners uit 2017 en de aanvullende verklaringen die in bezwaar door de jurist van Vereniging Stadgenoot zijn ingediend. Bij de hoorzitting in bezwaar is door alle aanwezigen – appellant, de notaris, de jurist en [naam 6] van de Vereniging Stadgenoot en [naam 4] namens de VvE Koopparkeerplaatsen – de besluitvorming en de inhoud van de besluiten bevestigd. Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij ten tijde van de opgaven terecht geen reden heeft gezien te twijfelen over de juistheid van de opgaven en de bevoegdheid van de aangever.
6. Het College overweegt als volgt.
6.1
Zoals verweerster terecht heeft opgemerkt, volgt uit de wetsgeschiedenis dat er in het algemeen vanuit wordt gegaan dat notarissen over een voldoende volmacht beschikken tot het doen van opgaven ten behoeve van een inschrijfplichtige (zie de Memorie van Toelichting bij de Hrw, Kamerstukken II 1994-1995, 23 970, nr. 3, p. 7). Inschrijfplichtig zijn in dit geval, zo volgt uit artikel 18 van de Hrw, de bestuurders van de VvE’s. Uit de brieven van de notaris van 24 juli 2019 en 17 september 2019 blijkt dat zij het verzoek om de opgaven te doen niet van de bestuurders heeft gekregen, maar van één van de leden van de VvE Bewoners: de Vereniging Stadgenoot. Naar het oordeel van het College volgt echter uit het geheel van omstandigheden dat de notaris de opgaven heeft gedaan ten behoeve van de nieuwe bestuurders. Uit de brieven van de notaris blijkt dat de Vereniging Stadgenoot kennelijk door het nieuwe bestuur van de VvE’s was belast met de inschrijving van de nieuwe bestuurders. Ook blijkt daaruit dat de notaris op grond van alle onderliggende stukken heeft geconcludeerd dat er sprake was van rechtsgeldige besluiten, zodat zij zich bevoegd achtte de opgaven te doen. Verder acht het College van belang dat [naam 4] , nieuwe bestuurder in beide VvE’s en daarmee inschrijfplichtig, aanwezig was bij de hoorzitting in bezwaar en daar deze gang van zaken heeft bevestigd. Naar het oordeel van het College heeft verweerster aan haar onderzoeksplicht voldaan en terecht geconcludeerd dat de notaris in dit geval bevoegd was tot het doen van de opgaven.
6.2
Ook de juistheid van de opgave heeft verweerster voldoende onderzocht. Uit de (ondertekende) notulen van de algemene ledenvergadering van de VvE Bewoners van 14 juni 2018 blijkt dat alle leden vertegenwoordigd waren en dat er met unanimiteit is gestemd. Tijdens deze vergadering zijn de nieuwe bestuurders benoemd en is het ontslag van appellant als bestuurder bevestigd. Uit de notulen blijkt dat het ontslag al heeft plaatsgevonden tijdens de algemene ledenvergadering op 29 mei 2018. De notulen van die vergadering zijn, zoals appellant terecht heeft opgemerkt, niet ondertekend, terwijl artikel 37 van de statuten dat wel vereist. Dat maakt naar het oordeel van het College echter nog niet dat er bij verweerster sprake had moeten zijn van gerede twijfel, nu het ontslag is bevestigd tijdens de vergadering van 14 juni 2018, waar wel ondertekende notulen van zijn. Ook van de algemene ledenvergadering van de VvE Parkeergarage van 12 september 2018 zijn ondertekende notulen beschikbaar, waaruit volgt dat alle leden vertegenwoordigd waren, er met unanimiteit is gestemd, dat appellant is ontslagen als bestuurder en dat de nieuwe bestuurders zijn benoemd. De twijfels die appellant heeft bij de bevoegdheid van [naam 6] om op te treden namens de Vereniging Stadgenoot, maakt ook niet dat verweerster gerede twijfel had moeten hebben over de juistheid van de opgaven. Uit de notulen van de vergaderingen van 14 juni 2018 en 12 september 2018 blijkt dat alle leden vertegenwoordigd waren. De onderzoeksplicht van verweerster reikt niet zo ver dat zij die vertegenwoordiging dan nog nader zou moeten onderzoeken.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. D. Brugman en mr. E.J. Daalder, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.
H.O. Kerkmeester de griffier is verhinderd te ondertekenen
Wettelijk kader
Artikel 4 Hrb 2008
1. De Kamer onderzoekt of een opgave afkomstig is van iemand die tot het doen ervan bevoegd is, en of de opgave juist is, tenzij in Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte reeds onderzoek naar gelijkwaardige eisen is verricht en hieruit blijkt dat de opgave aan de eisen voldoet.
2. De Kamer kan bij een onderzoek nadere bewijsstukken vragen.
3. Indien de Kamer ervan overtuigd is dat de opgave is gedaan door iemand die tot het doen ervan bevoegd is en van oordeel is dat de opgave juist is, gaat zij onverwijld over tot inschrijving.
Artikel 5 Hrb 2008
1. De Kamer weigert om tot inschrijving over te gaan indien zij er niet van overtuigd is dat de opgave afkomstig is van een tot opgave bevoegd persoon.
2. De Kamer kan weigeren om tot inschrijving over te gaan indien:
a. de opgave strijdig is met een wettelijk voorschrift, het recht, de openbare orde of de goede zeden;
b. de opgave innerlijk strijdig of onvolledig is;
c. de opgave strijdig is met de reeds over de onderneming of rechtspersoon opgenomen gegevens;
d. de opgave strijdig is met gegevens uit een ander basisregister;
e. de Kamer gerede twijfel heeft over de juistheid van de opgave.
3. Indien de Kamer degene die de opgave doet in de gelegenheid heeft gesteld de opgave aan te vullen of te wijzigen, stelt zij indien nodig de opgave weer ter beschikking van degene die de opgave heeft gedaan.

Artikel 18 Hrw

1. Tot het doen van opgave ter inschrijving in het handelsregister is verplicht degene aan wie een onderneming toebehoort, of, indien het de inschrijving betreft van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a en b, het tweede lid en derde lid, ieder der bestuurders van de rechtspersoon.
(..)
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere personen worden aangewezen die verplicht of bevoegd zijn tot het doen van daarbij aangewezen opgaven.
Artikel 2:14 BW
1. Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, dat in strijd is met de wet of de statuten, is nietig, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit. (..)
Artikel 2:15 BW
1. Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon is, onverminderd het elders in de wet omtrent de mogelijkheid van een vernietiging bepaalde, vernietigbaar:
a. wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen;
b. wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 8 worden geëist;
c. wegens strijd met een reglement. (..)
Artikel 5:127 BW
1. Alle appartementseigenaars hebben toegang tot de vergadering van eigenaars. De besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen, voor zover de statuten niet anders bepalen.
2. Tenzij de statuten anders bepalen, wordt de voorzitter van de vergadering van eigenaars door de vergadering uit de leden der vereniging benoemd. Zowel de voorzitter als het bestuur van de vereniging zijn bevoegd de vergadering bijeen te roepen.
3. In geval van ondersplitsing komen de stemmen van de appartementseigenaar wiens recht is gesplitst, toe aan de gerechtigden tot de door de ondersplitsing ontstane appartementsrechten. Deze stemmen worden in de vergadering van eigenaars uitgebracht door het bestuur van de bij de ondersplitsing opgerichte vereniging van eigenaars. De stemmen behoeven niet eensluidend te worden uitgebracht. De gerechtigden tot de door de ondersplitsing ontstane appartementsrechten zijn bevoegd de vergadering van eigenaars bij te wonen. Het bestuur, bedoeld in de tweede zin, is bevoegd om in de vergadering het woord te voeren.