ECLI:NL:CBB:2021:985

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
20/324
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opgave van ontslag en benoeming van bestuurders in het handelsregister

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om een geschil over de inschrijving van een opgave in het handelsregister. Appellant, de sr. van de vereniging, heeft op 22 oktober 2019 een opgave gedaan van de uittreding van belanghebbenden als bestuurders en de toetreding van zijn zoon als bestuurder. De Kamer van Koophandel, als verweerster, heeft deze opgave op 23 oktober 2019 ingeschreven. Echter, belanghebbenden hebben bezwaar gemaakt tegen deze inschrijving, wat heeft geleid tot een heroverweging door verweerster. Op 20 februari 2020 heeft verweerster het bezwaar gegrond verklaard en de inschrijving ongedaan gemaakt, omdat er geen bewijs was voor de uittreding en toetreding zoals opgegeven door appellant.

Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat belanghebbenden op 11 juli 2018 zijn ontslagen in een buitengewone ledenvergadering. Hij verzoekt het College om het beroep gegrond te verklaren en verweerster op te dragen belanghebbenden te verwijderen uit het handelsregister. Verweerster heeft echter betoogd dat de opgave van appellant niet onderbouwd kan worden, omdat de stukken waarnaar hij verwijst een andere datum van ontslag aangeven dan de opgegeven datum van 22 oktober 2019.

Het College heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat verweerster terecht het bezwaar van belanghebbenden gegrond heeft verklaard. De opgave van appellant is niet onderbouwd met de juiste documenten, en daarom is de beslissing van verweerster om de opgave niet in te schrijven in het handelsregister terecht. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/324

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 november 2021 in de zaak tussen

[appellant] (sr.), te [plaats 1] , appellant

(gemachtigde: mr. drs. H.J. Ruysendaal),
en

de Kamer van Koophandel, verweerster

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende 1], te [plaats 2] , belanghebbende 1, en
[belanghebbende 2], te [plaats 3] , belanghebbende 2,
hierna gezamenlijk te noemen: belanghebbenden
(gemachtigde: J.H.M. Schepers).

Procesverloop

Bij besluit van 23 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerster besloten tot inschrijving van de opgave van de uittreding van belanghebbenden als bestuurders en de toetreding van [naam 1] jr. als bestuurder van het [naam 2] in het handelsregister per 22 oktober 2019.
Bij besluit van 20 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van belanghebbenden gegrond verklaard. Verweerster heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat de inschrijving van de opgave ongedaan zal worden gemaakt.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2021. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Ook belanghebbenden zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.

Overwegingen

De vereniging [naam 2] (de vereniging) staat sinds 23 december 1997 ingeschreven in het handelsregister. Uit de statuten, die ook dateren van 23 december 1997, blijkt dat de vereniging sinds haar oprichting bestuurd werd door
[naam 3] (de moeder van appellant en belanghebbenden) en appellant. Vanwege het overlijden van [naam 3] is appellant per 21 maart 2012 benoemd tot voorzitter en belanghebbenden tot algemeen bestuursleden.
Op 22 oktober 2019 heeft appellant opgave gedaan van de uittreding van belanghebbenden als bestuurders en van de toetreding van [naam 1] jr. als bestuurder van de vereniging per 22 oktober 2019. Bij het primaire besluit heeft verweerster deze opgave ingeschreven in het handelsregister. Belanghebbenden hebben daar bezwaar tegen gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerster de bezwaren gegrond verklaard en de inschrijving van de opgave ongedaan gemaakt. Omdat van de uittreding van belanghebbenden en van de toetreding van [naam 1] jr. geen enkel bewijs is overgelegd en appellant in bezwaar zelf heeft aangegeven dat belanghebbenden op 11 juli 2018 zouden zijn ontslagen, heeft verweerster in bezwaar alsnog gerede twijfel aan de juistheid van de gedane opgave gekregen.
Appellant stelt dat belanghebbenden op 11 juli 2018 overeenkomstig de statuten zijn ontslagen in een buitengewone ledenvergadering en verwijst daarbij naar stukken die hij al in 2018 aan verweerster heeft toegestuurd. Hij verzoekt het College daarom het beroep gegrond te verklaren en verweerster op te dragen belanghebbenden te verwijderen uit het handelsregister.
Verweerster wijst erop dat appellant heeft opgegeven dat belanghebbenden per
22 oktober 2019 zouden zijn uitgetreden als bestuurders. De stukken waarnaar appellant verwijst kunnen deze opgave niet onderbouwen, omdat daaruit een andere datum van ontslag (11 juli 2018) zou volgen dan is opgegeven (22 oktober 2019). Verweerster stelt zich daarom op het standpunt dat zij het bezwaar van belanghebbenden terecht gegrond heeft verklaard.
Het College overweegt als volgt. De zaak die nu ter beoordeling voorligt, gaat over de opgave die appellant op 22 oktober 2019 bij verweerster heeft gedaan. Daarin heeft hij gemeld dat belanghebbenden per 22 oktober 2019 zijn uitgetreden (ontslagen) als bestuurders van de vereniging en dat zijn zoon per diezelfde datum is toegetreden als bestuurder. Verweerster heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat in het dossier geen stukken te vinden zijn die deze opgave onderbouwen. De stukken waarnaar appellant in beroep heeft verwezen, gaan over een algemene ledenvergadering op 11 juli 2018. Zelfs als belanghebbenden tijdens die vergadering inderdaad zijn ontslagen, dan kunnen deze stukken de opgave van 22 oktober 2019 niet onderbouwen. Daar is immers opgegeven dat belanghebbenden per 22 oktober 2019 zouden zijn ontslagen, en niet per 11 juli 2018. Over de benoeming van de zoon van appellant als bestuurder van de vereniging zijn helemaal geen stukken overgelegd. Het College is daarom van oordeel dat verweerster het bezwaar van belanghebbenden terecht gegrond heeft verklaard. De opgave van het ontslag en de benoeming per 22 oktober 2019 is terecht niet ingeschreven in het handelsregister.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. D. Brugman en mr. E.J. Daalder, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.
H.O. Kerkmeester de griffier is verhinderd te ondertekenen