In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om een geschil over de inschrijving van een opgave in het handelsregister. Appellant, de sr. van de vereniging, heeft op 22 oktober 2019 een opgave gedaan van de uittreding van belanghebbenden als bestuurders en de toetreding van zijn zoon als bestuurder. De Kamer van Koophandel, als verweerster, heeft deze opgave op 23 oktober 2019 ingeschreven. Echter, belanghebbenden hebben bezwaar gemaakt tegen deze inschrijving, wat heeft geleid tot een heroverweging door verweerster. Op 20 februari 2020 heeft verweerster het bezwaar gegrond verklaard en de inschrijving ongedaan gemaakt, omdat er geen bewijs was voor de uittreding en toetreding zoals opgegeven door appellant.
Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat belanghebbenden op 11 juli 2018 zijn ontslagen in een buitengewone ledenvergadering. Hij verzoekt het College om het beroep gegrond te verklaren en verweerster op te dragen belanghebbenden te verwijderen uit het handelsregister. Verweerster heeft echter betoogd dat de opgave van appellant niet onderbouwd kan worden, omdat de stukken waarnaar hij verwijst een andere datum van ontslag aangeven dan de opgegeven datum van 22 oktober 2019.
Het College heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat verweerster terecht het bezwaar van belanghebbenden gegrond heeft verklaard. De opgave van appellant is niet onderbouwd met de juiste documenten, en daarom is de beslissing van verweerster om de opgave niet in te schrijven in het handelsregister terecht. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.