4.3Het College ziet zich voor de vraag gesteld of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante een overtreding heeft begaan van artikel 17, eerste lid, van Verordening 142/2011 en het eerste punt van Afdeling I, van Hoofdstuk I, van Bijlage VIII, van die verordening, gelezen in samenhang met artikel 21, eerste lid, van Verordening 1069/2009, omdat er – al dan niet onbedoeld – categorie 3 materiaal (dierlijke bijproducten en afgeleide producten) in het net boven het laaddok hing.
4.4.1Met de rechtbank is het College van oordeel dat uit het rapport blijkt dat de toezichthouder van de NVWA op het bedrijfsterrein van appellante heeft waargenomen dat in het net boven het laaddok (in de buitenlucht) dierlijke bijproducten hingen, te weten categorie 3 materiaal. Appellante betwist dit ook niet. Daarnaast is het College met de rechtbank van oordeel dat dit feitencomplex maakt dat appellante een overtreding heeft begaan van artikel 17, eerste lid, van Verordening 142/2011 en het eerste punt van Afdeling I, van Hoofdstuk I, van Bijlage VIII, van die verordening. Het staat namelijk vast dat appellante dierlijke bijproducten heeft doen ontstaan in de zin van artikel 4, eerste lid, van Verordening 1069/2009. Uit artikel 17, eerste lid, van Verordening 142/2011 en het toepasselijke punt uit Bijlage VIII volgt dat dergelijke dierlijke bijproducten in het beginpunt van de productieketen in afgedekte en lekvrije recipiënten of voertuigen hadden moeten worden verzameld. Dat betekent ook dat zij niet in het net boven het laaddok hadden mogen hangen, ongeacht hoe zij daar terecht zijn gekomen.
4.4.2Nu vaststaat dat appellante artikel 17, eerste lid, van Verordening 142/2011 heeft overtreden, moet worden geconcludeerd dat zij ook artikel 21, eerste lid, van Verordening 1069/2009 heeft overtreden, aangezien artikel 17, eerste lid, van Verordening 142/2011 een concrete uitwerking is van artikel 21, eerste lid, van Verordening 1069/2009. Verordening 142/2011 regelt immers de concrete uitvoering van de voorschriften en doelstellingen van Verordening 1069/2009. Artikel 21, eerste lid, van Verordening 1069/2009 bepaalt dat exploitanten dierlijke bijproducten onverwijld onder voorwaarden ter voorkoming van risico’s voor de volksgezondheid en de diergezondheid verzamelen, identificeren en vervoeren.
4.4.3Het betoog van appellante dat de minister artikel 21, eerste lid, van Verordening 1069/2009 niet aan zijn boetebesluit ten grondslag heeft gelegd, kan het College niet volgen. Bij het bestreden besluit heeft de minister, conform de ruimte die hij daartoe heeft in de bezwaarfase, de overtreding van artikel 21, eerste lid, van Verordening 1069/2009 immers gemotiveerd toegevoegd aan de boetegrondslag.
4.4.4Het voorgaande betekent dat de besproken hogerberoepsgronden van appellante niet slagen. De minister was bevoegd aan appellante een boete op te leggen voor de geconstateerde overtreding van artikel 17, eerste lid, van Verordening 142/2011 en het eerste punt van Afdeling I, van Hoofdstuk I, van Bijlage VIII, van die verordening, gelezen in samenhang met artikel 21, eerste lid, van Verordening 1069/2009.