ECLI:NL:CBB:2021:947
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering inschrijving bestuurders vereniging in het handelsregister na gerede twijfel over bevoegdheid
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de Kamer van Koophandel. De appellant, die samen met een andere persoon als bestuurder van een vereniging wilde worden ingeschreven in het handelsregister, kreeg te maken met een weigering van de Kamer van Koophandel. Deze weigering was gebaseerd op het feit dat de bevoegdheid van de persoon die de opgave deed, niet vaststond. De appellant had op 26 maart 2020 een opgave gedaan voor inschrijving als bestuurder, maar de Kamer van Koophandel had twijfels over de rechtsgeldigheid van de besluitvorming in de ledenvergadering van 21 maart 2020, waaruit de benoeming van de bestuurders voortvloeide.
De appellant voerde aan dat de ledenvergadering rechtsgeldig was georganiseerd en dat de Kamer van Koophandel ten onrechte een verklaring voor recht van de civiele rechter eiste. Het College oordeelde echter dat de Kamer van Koophandel op goede gronden had geweigerd de inschrijving, omdat er geen bewijs was overgelegd dat de benoeming van de bestuurders rechtsgeldig was. Het College benadrukte dat het oordeel over de rechtsgeldigheid van de ledenvergadering voorbehouden is aan de civiele rechter en dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de opgave bij de appellant ligt.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van de appellant ongegrond, waarbij het ook opmerkte dat de weigering om de bestuurders in te schrijven niet inbreuk maakte op het recht op vereniging zoals vastgelegd in artikel 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. De uitspraak werd gedaan door mr. H.S.J. Albers, met mr. C.S. de Waal als griffier.