ECLI:NL:CBB:2020:325
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitschrijving van bestuurders van een vereniging en de rechtsgeldigheid van besluiten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 28 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de uitschrijving van bestuurders van een vereniging. De verweerster, de Kamer van Koophandel, had in een primair besluit van 1 augustus 2018 besloten tot de ambtshalve uitschrijving van verschillende bestuurders van de vereniging, waaronder de heer [naam 5] en de heer [naam 1]. Dit besluit was gebaseerd op de constatering dat eerdere besluiten tot (her)benoeming van deze bestuurders nietig waren verklaard door de rechtbank Midden-Nederland. Appellanten, waaronder de heer [naam 1] en mevrouw [naam 4], hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerden dat de uitschrijving onterecht was en dat de vergadering van 14 juli 2018 rechtsgeldig was bijeengeroepen.
Het College heeft vastgesteld dat de verweerster terecht had besloten tot uitschrijving van de bestuurders, omdat de besluiten tot (her)benoeming nietig waren verklaard. De appellanten konden niet aantonen dat de vergadering van 24 maart 2018 rechtsgeldig was bijeengeroepen, en daarom was de benoeming van [naam 4] als bestuurder ook niet rechtsgeldig. Het College oordeelde dat de verweerster op goede gronden had geweigerd om de appellanten in te schrijven als bestuurders per 14 juli 2018, omdat aan de vergadering van die datum geen geldig besluit tot bijeenroeping ten grondslag lag. Het beroep van de appellanten werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van het College bevestigde de beslissing van de verweerster.