ECLI:NL:CBB:2021:933

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
20/584
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gaswet. Wijziging Transportcode gas landelijk netbeheerder en vaststelling methode voor de neutraliteitsheffing

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 oktober 2021, zaaknummer 20/584, staat de wijziging van de Transportcode gas door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) centraal. De ACM heeft op 22 mei 2020 een besluit genomen om de voorwaarden in de Gaswet te wijzigen, specifiek met betrekking tot de neutraliteitsheffing en de regels omtrent het overschrijden van de kredietlimiet. De Vereniging van Energiebedrijven Nederland (VEN) heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij betoogt dat de ACM niet voldoende heeft getoetst of de netbeheerder GTS alle noodzakelijke maatregelen heeft getroffen om wanbetaling te voorkomen. Het College oordeelt dat de ACM niet gehouden was om de door VEN voorgestelde aanvullingen op te nemen in het besluit. De ACM heeft de methode voor de neutraliteitsheffing vastgesteld in overeenstemming met de Europese regelgeving, en het College ziet geen grond voor het oordeel dat de ACM in strijd met de wet heeft gehandeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de netbeheerder en de rol van de ACM in het toezicht op de naleving van de Gaswet. Het beroep van VEN wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/584

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 oktober 2021 in de zaak tussen

[naam vereniging] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. N.R. Geerts-Zandveld),
en

Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster

(gemachtigden: mr. B.O.N. van Hemessen en mr. J. de Vries).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam BV], te Groningen
(gemachtigde: mr. A.A. Kleinhout).

Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2020 (Stcrt. 2020, nr. 27508) heeft ACM de voorwaarden als bedoeld in artikel 12b van de Gaswet gewijzigd. Het betreft een wijziging van de Transportcode gas LNB (landelijk netbeheerder).
VEN heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
ACM heeft een verweerschrift ingediend.
GTS heeft een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens zijn verschenen namens [naam vereniging] [naam 1] en [naam 2] en namens [naam BV] [naam 3] en [naam 4] .

Overwegingen

1. Voor de wijzigingen die het bestreden besluit aanbrengt in de Transportcode gas LNB (Transportcode) verwijst het College naar de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.
2.1
Bij het bestreden besluit heeft ACM de in artikel 30, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 312/2014 van de Commissie van 26 maart 2014 tot vaststelling van een netcode inzake gasbalancering van transmissienetten (NC-BAL) bedoelde methode voor de neutraliteitsheffing vastgesteld. Daarnaast heeft ACM de regels over het overschrijden van de kredietlimiet aangescherpt. ACM heeft het bestreden besluit genomen op grond van artikel 12f van de Gaswet op basis van een voorstel van Netbeheer Nederland (gezamenlijke netbeheerders).
2.2
Aanleiding voor het besluit is blijkens de toelichting een incident in 2018, waarbij een programmaverantwoordelijke grote financiële schade heeft veroorzaakt op de balanceringsmarkt. De schade ontstond doordat de programmaverantwoordelijke een short onbalans positie creëerde en daardoor zijn kredietlimiet overschreed. Als gevolg hiervan heeft GTS balanceringsacties moeten uitvoeren. De factuur hiervoor heeft de programmaverantwoordelijke niet betaald.
2.3
Het bestreden besluit bevat onder meer een aangescherpt kredietwaardigheidsbeleid en stelt GTS in staat om, indien op enig moment de exposure de kredietlimiet overschrijdt, nominaties af te wijzen en de licentie in te trekken. In artikel B1.10 zijn hiervoor regels opgenomen. Gezien de verstrekkende gevolgen van een intrekking is vastgelegd dat GTS alleen tot intrekking overgaat bij substantiële overschrijding. Wanneer sprake is van substantiële overschrijding is concreet ingevuld met drie criteria. Volgens ACM is hiermee een goede afweging gemaakt tussen het voorkomen van financiële schade door een kwaadwillende programmaverantwoordelijke en het beschermen van de belangen van prudente programmaverantwoordelijken en aangeslotenen met exitcapaciteit.
Ten aanzien van het overschrijden van de kredietlimiet merkt ACM in de toelichting op dat het in de eerste plaats de verplichting is van marktpartijen om ervoor te zorgen dat hun exposure de vastgestelde kredietlimiet niet overschrijdt. Wanneer toch sprake is van overschrijding, heeft GTS het recht om maatregelen te nemen om verdere financiële schade te beperken. Dit recht volgt uit artikel 31, eerste en tweede lid, van de NC-BAL. GTS kan volgens ACM niet worden verplicht om een niet-betalende marktpartij te bewegen tot betaling over te gaan, omdat artikel 31, eerste lid, van de NC-BAL alleen ziet op het recht van GTS om noodzakelijke maatregelen te treffen en relevante contractuele eisen op te leggen aan marktpartijen om zich in te dekken tegen wanbetaling. ACM wijst er op dat de neutraliteitsheffing alleen kan worden ingezet wanneer wanbetaling te wijten is aan een marktpartij en de genoemde maatregelen en vereisten door GTS naar behoren zijn uitgevoerd.
2.4
De methode ter berekening van de neutraliteitsheffing en de procedure voor het in rekening brengen hiervan is neergelegd in artikel 4.1.8 van het bestreden besluit. Dit vormt blijkens de toelichting een uitwerking van het neutraliteitsbeginsel in hoofdstuk VII van de NC-BAL. Hieruit volgt dat de netbeheerder geen winst of verlies mag maken in verband met zijn balanceringsactiviteiten. Alle opbrengsten of kosten van GTS door balanceringsactiviteiten moeten daarom worden verrekend met de neutraliteitsheffing. Hieronder valt op grond van artikel 31, derde lid, van de NC-BAL ook wanbetaling die te wijten is aan de netgebruiker. In de toelichting merkt ACM op dat de uitwerking van de neutraliteitsheffing voldoende rekening houdt met de bescherming van marktpartijen, nu GTS te allen tijde ook eventuele nagekomen opbrengsten aan netgebruikers dient af te staan.
In artikel 4.1.8, vijfde lid, is de verplichting voor GTS opgenomen om, voordat zij de neutraliteitsheffing in rekening brengt, de voorgenomen heffing ter informatie naar ACM te sturen. Dit stelt ACM in staat toezicht te houden op deze heffing, aldus de toelichting bij het bestreden besluit.
3. VEN voert aan dat ACM er ten onrechte van uitgaat dat GTS niet verplicht kan worden om een niet-betalende marktpartij te bewegen tot betaling over te gaan. Verhaal van schade zonder er alles aan te hebben gedaan deze te voorkomen, is in strijd met de artikelen 31 NC-BAL en 10a, eerste lid, aanhef en onder b, in verbinding met artikel 12f, eerste lid, aanhef en onder f, van de Gaswet. Volgens VEN moet GTS zich in de eerste plaats indekken tegen wanbetaling. Dit kan door financiële veiligheidsgaranties zoals opgenomen in het bestreden besluit. Niet of niet tijdig ingrijpen leidt tot verlies van het recht om eventuele schade te verhalen op de netgebruikers. Daarnaast dient GTS in de overeenkomst met de programmaverantwoordelijke bepalingen op te nemen over maatregelen bij wanbetaling. In de tweede plaats is GTS, in het geval de netgebruiker in gebreke blijft, gehouden al het mogelijke te doen om de wanbetaler tot betaling te dwingen inclusief een eventuele civielrechtelijke rechtsgang. Pas na het treffen van alle mogelijke maatregelen is voldaan aan het bepaalde in artikel 31, derde lid, van de NC-BAL. Overigens is GTS ook op grond van artikel 6:101 van het BW gehouden eventuele schade te beperken. Op grond van artikel 10a in verbinding met artikel 12f, eerste lid, aanhef en onder f, van de Gaswet is GTS gehouden het door haar beheerde net in evenwicht te houden op een objectieve, transparante en niet-discriminatoire wijze en op een wijze die de kosten weerspiegelt. Er dient te worden gehandeld als een efficiënte netbeheerder, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (Gasverordening). Het treffen van noodzakelijke maatregelen, zoals genoemd in artikel 31, eerste lid, van de NC-BAL en artikel 6:101 BW behelst diezelfde plicht tot efficiëntie en kostenweerspiegeling. Daarom is GTS ook op grond van artikel 10a in verbinding met artikel 12f, eerste lid, aanhef en onder f, van de Gaswet gehouden alle mogelijke maatregelen te treffen teneinde het net in evenwicht te houden en wanbetaling te voorkomen. De maatregelen moeten volgens VEN in het bestreden besluit worden opgenomen als randvoorwaarden om een neutraliteitsheffing in rekening te kunnen brengen.
VEN voert verder aan dat het aan ACM is te toetsen of GTS alle noodzakelijke maatregelen heeft getroffen. Een dergelijke toetsing ontbreekt in het bestreden besluit. Pas na het voldoen aan alle vereisten kan GTS eventuele resterende schade via een neutraliteitsheffing op grond van artikel 31, derde lid, van de NC-BAL in rekening brengen. Zonder toetsing vooraf staat niet vast dat GTS bevoegd is de neutraliteitsheffing in rekening te brengen. Bij een handhavingsverzoek achteraf zal, indien blijkt dat het verzoek terecht is ingediend, de heffing ongedaan moeten worden gemaakt met alle daaraan verbonden administratieve problemen. Volgens VEN is deze situatie niet ondenkbeeldig. VEN betwijfelt of GTS in 2018 alle mogelijke maatregelen heeft getroffen. Inmiddels heeft GTS bekend gemaakt per 2021 een neutraliteitsheffing bij netgebruikers in rekening te brengen van circa € 17,4 miljoen, waarvan ruim € 16 miljoen is gebaseerd op het incident uit 2018. Bij een toetsing vooraf is het aan GTS om aan te tonen dat zij aan alle vereisten heeft voldaan. Een toetsing achteraf via een handhavingsverzoek is een veel lastiger situatie.
VEN voert ten slotte nog aan dat ACM de neutraliteitsheffing dient vast te stellen in plaats van GTS. Volgens VEN volgt dit uit het systeem en de opbouw van artikel 30 NC-BAL.
4. ACM stelt zich op het standpunt dat, gelet op de artikelen 29, eerste lid, 30, eerste lid en 31, eerste en derde lid, van de NC-BAL, het treffen en het naar behoren aanwenden van de noodzakelijke maatregelen tegen wanbetaling voorwaarden zijn om tot oplegging van een neutraliteitsheffing over te kunnen gaan. De netbeheerder wordt hiertoe echter niet verplicht. Gezien de letterlijke bewoordingen van artikel 31, eerste lid, van de NC-BAL is slechts sprake van een recht. Als GTS dergelijke maatregelen niet treft, is zij echter wel zelf aansprakelijk voor de verliezen die zij lijdt als gevolg van de wanbetaling. Zij schendt echter geen concrete bepaling uit de NC-BAL als zij dit nalaat. Daarnaast bestaat geen juridische basis die ACM zou verplichten om concrete noodzakelijke maatregelen als verplichting op te nemen in het bestreden besluit. VEN betoogt dat een combinatie van de artikelen 31 van de NC-BAL, 6:101 van het BW, 10a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gaswet en 12, eerste lid, aanhef en onder f, van de Gaswet, GTS zou verplichten alle mogelijke maatregelen te treffen teneinde het net in evenwicht te houden en wanbetaling te voorkomen. ACM ziet niet hoe op basis van deze bepalingen voor ACM een verplichting zou bestaan om concrete bepalingen in een codewijzigingsbesluit op te nemen. Als GTS op basis van deze artikelen al verplicht zou worden bepaalde maatregelen te treffen, zou het opnemen van bepalingen in de Transportcode met dezelfde strekking weinig zinvol zijn, gezien de doublerende aard daarvan.
ACM stelt zich verder op het standpunt dat nergens steun valt te vinden voor het betoog van VEN dat een verlies wegens wanbetaling pas door middel van de neutraliteitsheffing in rekening kan worden gebracht nadat de nationale regulerende instantie heeft getoetst en vastgesteld dat in artikel 31, eerste en tweede lid, van de NC-BAL bedoelde maatregelen en contractuele vereisten naar behoren ten uitvoer zijn gelegd. ACM kan wel achteraf, ambtshalve of op verzoek, toetsen of aan de voorwaarden is voldaan. Op grond artikel 4.1.8 moet GTS de voorgenomen neutraliteitsheffing inclusief specificatie ter informatie aan ACM zenden, voordat zij de neutraliteitsheffing in rekening brengt. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van de Gaswet is ACM belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Gasverordening; dat wil zeggen ook de NC-BAL.
Volgens ACM is voor het standpunt van VEN dat ACM de neutraliteitsheffing moet vaststellen geen steun te vinden in het systeem van artikel 30 van de NC-BAL. Aangenomen moet worden dat als de Europese wetgever de vaststelling van de neutraliteitsheffing aan de nationale regulerende instanties had willen opdragen, deze wetgever dit expliciet in een bepaling in de NC-BAL had opgenomen. Dit is namelijk in een breed scala van andere bepalingen wel gebeurd. Gezien de harmoniserende ratio van de NC-BAL is het expliciet opdragen van dergelijke taken aan de nationale regulerende instanties bovendien logisch en essentieel voor een goede werking van de NC-BAL.
5. GTS onderschrijft het standpunt van ACM. In aanvulling hierop heeft GTS het volgende naar voren gebracht.
De financiële veiligheidsgaranties die in de NC-BAL worden genoemd zijn in Nederland transparant en non-discriminatoir vastgelegd in bijlage B1 van de Transportcode en GTS voert deze vereisten uit. Dat betekent dat iedere erkende programmaverantwoordelijke wordt ingedeeld in een risicocategorie. Op basis hiervan wordt bepaald of en in welke mate de programmaverantwoordelijke financiële zekerheden aan GTS moet afgeven. Daarmee wordt invulling gegeven aan artikel 31, eerste lid, van de NC-BAL. Er moet volgens artikel 31, tweede lid, van de NC-BAL ook sprake zijn van proportionaliteit.
GTS is van mening dat geen sprake is van strijd met de wet, zoals VEN betoogt. Het bestreden besluit is een noodzakelijke aanvulling op de door VEN genoemde wetsartikelen omdat met deze aanvulling de kans op grote financiële schade wordt verkleind. Voor GTS is niet duidelijk in welke zin VEN gebaat zou zijn bij een vernietiging en hoe het bestreden besluit volgens VEN zou moeten worden aangepast.
GTS merkt op dat de neutraliteitsheffing normaal gesproken alleen bestaat uit inkomsten die GTS ontvangt uit de zogenoemde ‘einde dag verrekening’ (artikel 4.1.7 Transportcode). Via het neutraliteitsbeginsel worden inkomsten teruggegeven aan de netgebruikers. De neutraliteitsheffing voor 2021 is uitzonderlijk vanwege de wanbetaling van € 16 miljoen.
6.1
Het College stelt voorop dat bij de beoordeling van voorschriften als deze voor de rechter niet als criterium heeft te gelden wat de meest gewenste inhoud daarvan zou zijn, maar of de bij de vaststelling van het voorschrift gemaakte keuzes zich verdragen met wat voortvloeit uit hogere algemeen verbindende regelingen en de algemene rechtsbeginselen en beginselen van behoorlijk bestuur.
6.2
Op grond van artikel 30, tweede lid, van de NC-BAL stelt ACM de methode voor de berekening van de neutraliteitsheffingen voor balancering vast of keurt deze goed.
Artikel 31 van de NC-BAL bevat bepalingen over afspraken over kredietrisicobeheer. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de NC-BAL heeft GTS het recht om noodzakelijke maatregelen te treffen en relevante contractuele eisen, inclusief financiële veiligheidsgaranties, op te leggen aan netgebruikers om zich in te dekken tegen wanbetaling. Op grond van artikel 31, tweede lid, van de NC-BAL worden de contractvereisten op basis van transparante en gelijke behandeling en proportionaliteit opgesteld en gedefinieerd in de methode voor berekening van de neutraliteitsheffingen voor balancering, als bedoeld in artikel 30, tweede lid. Wanneer wanbetaling te wijten is aan een netgebruiker, is GTS op grond van artikel 30, derde lid, van de NC-BAL niet aansprakelijk voor enig verlies, mits de maatregelen en vereisten zoals opgenomen in de leden 1 en 2 naar behoren ten uitvoer zijn gelegd.
6.3
In de hiervoor genoemde bepalingen van de NC-BAL wordt onderscheid gemaakt tussen de door GTS te stellen contractuele eisen om zich tegen wanbetaling in te dekken en te nemen maatregelen als zich een situatie van wanbetaling voordoet. Uit artikel 31, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 30, tweede lid, van de NC-BAL, volgt dat ACM bevoegd is in de methode voor de berekening van de neutraliteitsheffing contractuele eisen te formuleren waarmee GTS zich kan indekken tegen wanbetaling. Op grond van de NC-BAL komt aan ACM echter niet de bevoegdheid toe maatregelen te formuleren die GTS zou moeten nemen als zich een situatie van wanbetaling voordoet. Verder is ACM op grond van de NC-BAL niet verplicht om in de methode eisen te formuleren met betrekking tot de door GTS (in de contracten op) te nemen maatregelen in geval van wanbetaling, daargelaten of het is toegestaan dat ACM dergelijke eisen stelt.
Gelet op het voorgaande en gegeven het in 6.1 weergegeven toetsingskader dat voor een besluit als hier aan de orde geldt, ziet het College geen grond voor het oordeel dat ACM gehouden was in het bestreden besluit maatregelen en/of eisen met betrekking tot die maatregelen op te nemen die GTS moet nemen als zich een situatie van wanbetaling voordoet.
6.4
VEN betoogt dat ACM gehouden zou zijn in het bestreden besluit een bepaling op te nemen dat een verlies niet (volledig) bij de netgebruikers in rekening kan en mag worden gebracht indien het verlies mede een gevolg is van het handelen dan wel nalaten van GTS. Het College volgt dit betoog niet, alleen al omdat VEN niet heeft onderbouwd op grond waarvan ACM gehouden zou zijn een dergelijke bepaling op te nemen. VEN heeft weliswaar verwezen naar artikel 31, derde lid, van de NC-BAL, maar deze bepaling bevat geen verplichting voor ACM.
6.5
Volgens VEN had in het bestreden besluit een bepaling moeten worden opgenomen dat ACM voorafgaand aan het opleggen van de neutraliteitsheffing dient te toetsen of GTS alle noodzakelijke maatregelen heeft getroffen. Het College overweegt hierover als volgt.
Niet in geschil is dat ACM toezicht dient te houden op de neutraliteitsheffing die GTS in rekening brengt. In verband hiermee is in het bestreden besluit opgenomen dat GTS de voorgenomen neutraliteitsheffing, voordat zij de heffing in rekening brengt, ter informatie aan ACM toestuurt. GTS dient op grond van artikel 4.1.8 van het bestreden besluit, de voorgenomen heffing van een specificatie te voorzien, waarin onder meer de verliezen als gevolg van wanbetaling zijn opgenomen. ACM heeft er ter zitting terecht op gewezen dat zij, ambtshalve, dan wel in het kader van een procedure op basis van artikel 19 van de Gaswet, kan toetsen of GTS de noodzakelijke maatregelen heeft getroffen. Dit is een laagdrempelige procedure die de netgebruikers zelf met indiening van een klacht kunnen starten. Deze procedure leent zich er bij uitstek voor de rechtmatigheid van de opgelegde neutraliteitsheffing in de omstandigheden van het concrete geval te beoordelen aan de hand van de van toepassing zijnde wettelijke kaders.
Gelet op deze mogelijkheden van toezicht en toetsing en in het licht van het in 6.1 weergegeven toetsingskader ziet het College geen grond voor de door VEN gewenste bepaling van een toetsing vooraf door ACM.
De stelling van VEN ter zitting dat het bestreden besluit in strijd is met het transparantiebeginsel van artikel 13, eerste lid, van de Gasverordening, het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, omdat onduidelijk is welke criteria ACM hanteert bij de toetsing of de noodzakelijke maatregelen en contractuele eisen naar behoren ten uitvoer zijn gelegd en een neutraliteitsheffing kan worden opgelegd, slaagt evenmin. Nog daargelaten dat, zoals blijkt uit wat in 6.3 is overwogen, ACM beperkte mogelijkheden heeft om GTS vooraf (in de methode voor berekening van de neutraliteitsheffing) aan randvoorwaarden te binden, geven de algemene regels met betrekking tot bestuurlijke besluitvorming voldoende aanknopingspunten voor het waarborgen van de genoemde beginselen bij beoordeling van de toetsing van de heffing door ACM in een concreet geval.
6.6
Het betoog dat in het bestreden besluit had moeten worden opgenomen dat ACM de neutraliteitsheffing vaststelt, slaagt evenmin. VEN heeft in dit verband gewezen op het systeem van artikel 30 van de NC-BAL. Het College overweegt dat, ook als uit deze bepaling een conclusie kan worden getrokken over de bevoegdheid van ACM tot het vaststellen van de neutraliteitsheffing – wat in het midden wordt gelaten –, dit niet tot het oordeel kan leiden dat deze bevoegdheid in het bestreden besluit had moeten worden opgenomen. Immers, als ACM op grond van de NC-BAL bevoegd zou zijn dan vloeit, vanwege de rechtstreekse werking van de NC-BAL in de nationale rechtsorde, de bevoegdheid voort uit de NC-BAL zelf. Als de conclusie zou zijn dat NC-BAL de bevoegdheid niet regelt, dan kan in het bestreden besluit, gezien de aard van het dit besluit, waarin de ACM op grond van artikel 12f van de Gaswet de tariefstructuren en voorwaarden vaststelt, geen bevoegdheid aan ACM tot oplegging van een neutraliteitsheffing worden geattribueerd.
VEN heeft ter zitting verder betoogd dat uit een recent arrest van het Europese Hof van Justitie van 3 december 2020 (ECLI:EU:C:2020:984) en een recente conclusie van de advocaat-generaal bij het Hof in een andere zaak van 14 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:20) blijkt dat een regulerende instantie als ACM op grond van artikel 41 van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (Gasrichtlijn) de exclusieve taak heeft om de voorwaarden zoals genoemd in dat artikel vast te stellen. Het College zal in het midden laten of deze gevolgtrekkingen van VEN juist zijn, want ook als deze juist zouden zijn, geldt nog steeds dat deze bevoegdheid niet in het bestreden besluit aan ACM kan worden toegekend.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. M. van Duuren en mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. I.C. Hof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2021.
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te tekenen

Bijlage inhoud bestreden besluit

ARTIKEL I
De Transportcode Gas LNB wordt, voor zover thans van belang, gewijzigd als volgt:
A
Artikel 4.1.4.5 komt te luiden:
1. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geconfronteerd wordt met onverwachte grote storingen kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een noodsituatie uitroepen en handelen zoals beschreven in artikel 4.1.4.4. Onder onverwachte grote storingen wordt ook begrepen een storing in de tot het landelijk gastransportnet behorende ondersteunende communicatie en besturingssystemen, waarbij de systeemintegriteit in het geding komt of kan komen.
2. Bij de afwikkeling van een noodsituatie als bedoeld in het eerste lid, zal een eventueel verschil tussen de hoeveelheid entrygas en de hoeveelheid exitgas onder aftrek van het verschil tussen entry- en exitgas op basis van artikel 4.1.1.2 verrekend worden tegen de neutrale gasprijs als bedoeld in artikel 4.1.6.4.
3. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in een noodsituatie als bedoeld in het eerste lid een WDM-transactie aangaat, dan ontstaat er een saldo door het prijsverschil tussen de neutrale gasprijs als bedoeld in artikel 4.1.6.4 en de WDM-transactieprijs. Dit saldo wordt verrekend conform artikel 4.1.8.
B
Artikel 4.1.4.6 komt te luiden:
1. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet geconfronteerd wordt met storingen in de informatievoorzieningssystemen betreffende het balanceringsregime, bedoeld om erkende programmaverantwoordelijken van informatie te voorzien, kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet besluiten tot het opschorten van het proces dat de WDM-transacties initieert zoals omschreven in artikel 4.1.4.1.
2. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet het proces dat de WDM-transacties initieert heeft opgeschort, dan zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet dit zo spoedig mogelijk publiceren onder vermelding van het tijdstip waarop dit ingaat.
3. Tijdens een situatie waarin de informatievoorzieningssystemen gestoord zijn, wordt een eventuele WDM-transactie met de onbalans veroorzakende erkende programmaverantwoorde-lijke(n) verrekend tegen de neutrale gasprijs conform artikel 4.1.6.4.
4. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in deze situatie een WDM-transactie aangaat, dan ontstaat er een saldo door het prijsverschil tussen de neutrale gasprijs als bedoeld in artikel 4.1.6.4 en de WDM-transactieprijs. Dit saldo wordt verrekend conform artikel 4.1.8.
5. Indien de informatievoorzieningssystemen weer in orde zijn, zal de opschorting worden beëindigd. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zal dit zo spoedig mogelijk publiceren onder vermelding van het tijdstip van einde van de opschorting.
C
Artikel 4.1.5 vervalt.
D
Na artikel 4.1.7 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
4.1.8
1. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet brengt per kalenderjaar een neutraliteitsheffing, conform hoofdstuk VII van de NC-BAL, in rekening bij de netgebruikers in de zin van artikel 2, vijfde lid NC-BAL.
2. De neutraliteitsheffing bestaat uit de som van:
a. het saldo zoals dat is vastgesteld conform artikel 4.1.4.5, derde lid
b. het saldo zoals dat is vastgesteld conform artikel 4.1.4.6, vierde lid
c. opbrengsten uit de einde dag verrekening volgens artikel 4.1.7
d. verliezen als gevolg van wanbetaling zoals bedoeld in artikel 31 van de NC-BAL gecorrigeerd met eventuele nagekomen opbrengsten.
3. De neutraliteitsheffing over een kalenderjaar t wordt in beginsel in kalenderjaar t+2 in rekening gebracht bij de netgebruikers conform dezelfde methodologie als de capaciteitsgebaseerde entry- en exittarieven, zoals die is vastgelegd in artikel 3.2.1.1 tot en met 3.2.3.10 van de Tarievencode gas. Hierbij worden de in artikel 3.2.2.2 en 3.2.2.4 van de Tarievencode gas gebruikte toegestane inkomsten (Tl) vervangen door de hoogte van de neutraliteitsheffing.
4. Op de factuur waarmee de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de neutraliteitsheffing in rekening brengt, worden de onderdelen zoals beschreven in het tweede lid en de gecontracteerde capaciteit gespecificeerd.
5. Voordat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de neutraliteitsheffing in rekening brengt, zendt hij de voorgenomen heffing inclusief de specificatie beschreven in het vierde lid ter informatie aan de ACM.
E
Artikel B1.4 komt te luiden:
1. Een erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit die door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet wordt ingedeeld in risicocategorie hoog dient financiële zekerheid te verschaffen. De hoogte van de kredietlimiet is in dat geval gelijk aan de hoogte van de afgegeven financiële zekerheid.
2. Een erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit die door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet wordt ingedeeld in risicocategorie laag of midden kan ervoor kiezen aanvullende financiële zekerheid te verschaffen om zijn kredietlimiet te verhogen.
3. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet maakt de financiële zekerheden die hij in elk geval accepteert bekend op zijn website. De geldigheidstermijn van de financiële zekerheid dient minstens vier maanden langer te zijn dan de einddatum van het contract.
F
Artikel B1.6 komt te luiden:
1. Voor elke erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit stelt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een initiële kredietlimiet vast op basis van een analyse van financiële documenten.
2. Ten behoeve van de financiële analyse verschaft de erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit informatie aan de netbeheerder van het landelijk gastransport-net aangaande:
a. de structuur van de groep van bedrijven waartoe de erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit behoort;
b. het uiteindelijke moederbedrijf, en
c. de door een accountant goedgekeurde jaarrekeningen van de afgelopen 3 jaar, inclusief balans, winst en verliesrekening, kasstromen en toelichting bij de jaarstukken.
3. Een erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit kan contracten afsluiten met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet totdat de kredietlimiet is bereikt.
4. Een erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit die wordt ingedeeld in risicocategorie hoog heeft een kredietlimiet die gelijk is aan de afgegeven financiële zekerheid.
5. Een erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit die wordt ingedeeld in risicocategorie midden heeft een initiële kredietlimiet die overeenkomt met een
percentage van 3% van het eigen vermogen minus immateriële vaste activa en kan eventueel zijn kredietlimiet verhogen door aanvullende financiële zekerheid te verstrekken.
6. Een erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit die wordt ingedeeld in risicocategorie laag heeft een initiële kredietlimiet die overeenkomt met een percentage van 6% van het eigen vermogen minus immateriële vaste activa en kan eventueel zijn kredietlimiet verhogen door aanvullende financiële zekerheid te verstrekken.
7. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet brengt een bedrag van € 100.000 ten laste van de berekende kredietlimiet als standaard onbalansreservering.
8. In uitzonderlijke gevallen, zoals extreme uitkomsten van financiële ratio’s of bijzondere ontwikkelingen binnen het bedrijf of de bedrijfstak, kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet er toe over gaan om de partij een hogere of lagere kredietlimiet toe te kennen.
9. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verschaft de erkende programmaverantwoordelijke of aangeslotene met exitcapaciteit op verzoek informatie over de actuele kredietruimte.
10. Voor erkende programmaverantwoordelijken en aangeslotene met exitcapaciteit in risicocategorie laag of midden kan op basis van de operationele cashflow en de winst een hogere of lagere kredietlimiet toegekend worden:
a. indien de nettowinst positief is, wordt de initiële kredietlimiet verhoogd met 10%;
b. indien de nettowinst negatief is, wordt de initiële kredietlimiet verlaagd met 10%;
c. indien de operationele cashflow positief is, wordt de initiële kredietlimiet verhoogd met 5%;
d. indien de operationele cashflow negatief is, wordt de initiële kredietlimiet verlaagd met 5%.
G
Na artikel B1.9 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
B1.10
1. De hoogte van de kredietlimiet moet minstens de exposure dekken.
2. Voor partijen in elke risicocategorie zijn onverwijld aanvullende financiële zekerheden vereist als de exposure boven de kredietlimiet komt.
3. Indien op enig moment de exposure de kredietlimiet overschrijdt dan kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet (her)nominaties van de erkende programmaverantwoordelijke geheel of gedeeltelijk afwijzen met het oogmerk de overschrijding van de kredietlimiet te beperken en daarmee mogelijke financiële schade voor de markt te voorkomen dan wel te beperken. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet overgaat tot het afwijzen van (her)nominaties dan streeft hij er naar om alle erkende-programmaverantwoordelijken binnen 4 uren op de hoogte te stellen.
4. Indien op enig moment de exposure de kredietlimiet substantieel overschrijdt dan voldoet de programmaverantwoordelijke niet langer aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 3.2.0 van de Transportcode LNB en kan intrekking van de erkenning op grond van artikel 3.3.2 onverwijld volgen.
5. Van een substantiële overschrijding van de kredietlimiet is sprake indien:
a. De exposure de kredietlimiet met 100.000 euro of meer overschrijdt of
b. De exposure de kredietlimiet met meer dan 5% overschrijdt of
c. De exposure de kredietlimiet langer dan 24 uur overschrijdt.
6. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet overgaat tot het intrekken van de erkenning dan zal hij daar aan voorafgaand, zo spoedig mogelijk alle erkende programmaverantwoordelijken, alle leveranciers en ACM informeren.