Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
te [plaats] , verzoeksters
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
de uitspraak te tekenen de uitspraak te tekenen
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 september 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Maatschap [naam 1], [naam 2] B.V. en [naam 3] B.V. tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had op 24 juni 2021 een last onder dwangsom opgelegd aan de verzoeksters. Deze laatste hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij stelden dat er sprake was van spoedeisend belang. De verzoeksters voerden aan dat de dwangsom hen zou kunnen treffen en dat zij niet in staat waren om aan de last te voldoen binnen de gestelde termijn.
De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de verzoeksters stelden dat er een spoedeisend belang was, zij niet hadden aangetoond dat er onomkeerbare gevolgen zouden zijn. De voorzieningenrechter merkte op dat de verzoeksters de dwangsom uiteindelijk zouden betalen en dat er geen aanwijzingen waren dat er op korte termijn een hercontrole zou plaatsvinden. Bovendien was het besluit om de last op te leggen aan de verkeerde persoon gedaan, maar dit werd niet als voldoende spoedeisend belang gezien.
Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen spoedeisend belang was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. R.H. Koopmans, met mr. P.M. Beishuizen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 23 september 2021. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.