Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 oktober 2021 in de zaak tussen
[naam onderneming] , te [plaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- de verplichting een ziek of gewond dier op een passende manier te verzorgen, waarvoor de korting 50% is, omdat de overtreding op 13 maart 2019 een herhaling is van de overtreding op 30 juni 2015, 24 juli 2015, 25 april 2016, 26 juli 2016, 10 januari 2018, 12 januari 2018 en 7 februari 2018; er is sprake van opzet omdat deze overtreding meerdere malen heeft plaatsgevonden;
- de verplichting een dier voldoende, gezond en geschikt voer te geven, waarvoor de korting 40% is, omdat de overtreding op 13 maart 2019 een herhaling is van de overtreding op 12 maart 2013, 25 maart 2013, 27 mei 2013, 25 april 2016, 10 januari 2018 en 7 februari 2018; er is sprake van opzet omdat deze overtreding meerdere malen heeft plaatsgevonden;
- de verplichting dat de behuizing waarin dieren verblijven en inrichtingen voor de beschutting voor een dier zodanig zijn ontworpen, gebouwd en onderhouden dat bij het dier geen letsel of pijn wordt veroorzaakt en dat zij geen scherpe randen of uitsteeksels bevatten waaraan het dier zich kan verwonden, waarvoor de korting 100% is, omdat de overtreding op 13 maart 2019 een herhaling is van de overtreding op 13 maart 2012, 16 augustus 2012, 4 februari 2013, 11 februari 2013, 12 maart 2013, 25 maart 2013, 27 mei 2013, 19 januari 2015, 11 februari 2015, 30 juni 2015, 24 juli 2015, 25 april 2016, 10 januari 2018, 11 januari 2018 en 12 januari 2018; er is sprake van opzet omdat deze overtreding meerdere malen heeft plaatsgevonden;
- de verplichting dat een register wordt bijgehouden van alle medische zorg en het aantal sterfgevallen op het bedrijf en ten minste drie jaar wordt bewaard, waarvoor de korting 9% is, omdat de overtreding op 13 maart 2019 een herhaling is van de overtreding op 10 januari 2018.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de vastgestelde randvoorwaardenkorting van 100% gehandhaafd. Volgens verweerder is de constatering van de NVWA in het rapport van bevindingen dat appellant niet heeft voldaan aan de genoemde de randvoorwaarden, juist. Verweerder heeft appellant daarom terecht een korting van 100% opgelegd op de door appellant in het jaar 2019 aangevraagde GLB-steun.