ECLI:NL:CBB:2021:914
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak accountantskamer over klacht tegen accountant in VOF-ontbinding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de accountantskamer, waarin een klacht is behandeld die door appellante is ingediend tegen betrokkene, een accountant. De klacht betreft de wijze waarop betrokkene heeft gehandeld tijdens de onderhandelingen over de afwikkeling van een vennootschap onder firma (VOF) na het uittreden van een van de vennoten. Appellante, die samen met een andere vennoot de VOF vormde, heeft betrokkene ingeschakeld om haar te adviseren en te vertegenwoordigen in de onderhandelingen met de uittredende vennoot. De accountant heeft voorstellen gedaan die door appellante als te hoog werden ervaren en zij heeft betrokkene verweten dat hij zich niet objectief heeft opgesteld en niet heeft gehandeld in overeenstemming met de beroepsnormen. De accountantskamer heeft de klacht ongegrond verklaard, omdat betrokkene volgens hen duidelijk heeft gehandeld in opdracht van de uittredende vennoot en zijn voorstellen onderdeel uitmaakten van een onderhandelingstraject. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft het hoger beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene zich in strijd met de fundamentele beginselen van objectiviteit en vakbekwaamheid heeft opgesteld. De uitspraak van de accountantskamer wordt bevestigd en het hoger beroep wordt verworpen.