In deze zaak heeft verzoekster, een agrarische onderneming, een verzoek om schadevergoeding ingediend tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de vaststelling en herziening van fosfaatrechten, waarbij de verzoekster in eerste instantie een fosfaatrecht van 473 kg kreeg, dat later werd herzien naar 87 kg. Na een bezwaarprocedure werd het fosfaatrecht uiteindelijk vastgesteld op 648 kg. Verzoekster had ook meldingen gedaan voor de overdracht van fosfaatrechten, maar deze werden afgewezen omdat zij niet over voldoende rechten beschikte. Verzoekster heeft vervolgens schadevergoeding gevraagd, onder andere voor de kosten van een afkoopcontract met een derde partij. De minister erkende een fout in de berekening van de schadevergoeding, maar betwistte de schade die voortkwam uit het afkopen van het contract, omdat dit niet direct verband hield met de onrechtmatige besluiten. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de schade door het afkopen van het contract niet voor vergoeding in aanmerking kwam, omdat het besluit om de overdracht te weigeren onherroepelijk was. Het College heeft de schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen en de proceskosten vergoed.