In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 augustus 2021, zaaknummer 19/1613, staat de toewijzing van betalingsrechten uit de Nationale reserve centraal. Appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P. Stehouwer, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die op 24 mei 2019 betalingsrechten had toegewezen, maar deze in het bestreden besluit van 20 september 2019 ongegrond verklaarde. De zaak betreft percelen waarvoor appellant in 2015, 2016 of 2017 geen betalingsrechten had ontvangen, omdat deze volgens de minister niet als subsidiabel konden worden aangemerkt.
Tijdens de zitting op 20 mei 2021 heeft appellant betoogd dat de percelen, die buitendijks gelegen kweldergronden zijn, wel degelijk subsidiabel zijn, omdat ze gedurende het jaar worden beweid door schapen. De minister heeft echter gesteld dat de percelen niet voldoen aan de voorwaarden voor subsidiabiliteit, omdat ze voor minder dan 50% uit grassen en andere kruidachtige voedergewassen bestaan. Dit werd onderbouwd met luchtfoto's en een rapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van een fysieke controle.
Het College heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de percelen niet als landbouwgrond kunnen worden aangemerkt. De foto's en het NVWA-rapport bevestigen dat de percelen overwegend zijn verruigd. Het College heeft daarom de beroepsgrond van appellant verworpen en het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.