Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 augustus 2021 in de zaak tussen
[naam onderneming] , te [plaats] , appellante
de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“Intrekking en vaststelling subsidieGezien de omvangrijke wijzigingen en de vertraging in het project brengt u de realisatie van het project in gevaar en stel ik mij daarom op het standpunt dat ik er geen vertrouwen meer in heb dat het project binnen afzienbare tijd succesvol kan worden afgerond. Ik ben voornemens om de verleningsbeschikking per 1 april 2019 in te trekken.
Voor de afronding van het deel van het project dat door [ [naam BV] ] en u is uitgevoerd, heb ik de volgende zaken nodig:
Indien ik het gevraagde niet binnen zes weken, uiterlijk op 19 mei 2019, niet (volledig) heb ontvangen kan ik op grond van artikel 4:47 van de Awb ambtshalve een beslissing nemen op basis van de beschikbare gegevens. (…)”
Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen de handhaving in het bestreden besluit van de primaire besluiten I en II;
- verklaart het beroep gegrond voor zover gericht tegen de handhaving in het bestreden besluit van het primaire besluit III;
- vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
- herroept het primaire besluit III en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan appellante te vergoeden.