Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 12 januari 2021 op het hoger beroep van:
[naam 1] , te [plaats 1] ,
[naam 3], te [plaats 2] , en
[naam 5], te [plaats 3] (appellanten)
[naam 6] AA (betrokkene)
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
2 november 2014 teruggegeven. Gezien het bepaalde onder 14 en/of 16a van NVCOS 4410, had het op zijn weg gelegen om bij de leiding van de entiteit eerder, verder en met voldoende diepgang door te vragen naar aanvullende informatie en/of te handelen conform NVCOS 240 en/of NVCOS 250. Nu hij dit achterwege heeft gelaten, heeft betrokkene onder de gegeven omstandigheden onvoldoende en met onvoldoende voortvarendheid onderzoek gedaan alvorens de opdracht terug te geven.
19 februari 2019, zaaknummer 18/152 (ECLI:NL:CBB:2019:69), heeft het College dit hoger beroep ongegrond verklaard.
Uitspraak van de accountantskamer
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
voortzettenvan de werkzaamheden betreft. Dat klachtonderdeel luidde echter als volgt: “b. betrokkene heeft de samenstellingsopdracht inzake de jaarrekening van [naam 8] B.V.
niet tijdig teruggegeven.” Het thans aan de orde zijnde klachtonderdeel a is volgens appellanten echter wezenlijk anders geformuleerd: “betrokkene heeft ten onrechte de samenstellingsopdrachten ter zake van de jaarrekening 2010 van [naam 8] en ter zake van de jaarrekening 2012 van [naam 9]
aanvaard en (ongewijzigd) voortgezeten hij heeft daarom niet als een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant en niet zorgvuldig en vakbekwaam en niet professioneel gehandeld.” Dit klachtonderdeel gaat naar de mening van appellanten niet over het al dan niet te laat teruggeven van de opdracht, maar over het aanvaarden en (ongewijzigd) voortzetten van de opdracht van [naam 8] in 2012 en daarna. Daarbij horen ook wezenlijk andere gedragingen. Immers, betrokkene had evengoed de opdracht van [naam 8] kunnen of moeten stilleggen bovenop de vraag of hij deze destijds had moeten aanvaarden of niet. Klachtonderdeel a gaat derhalve niet (sec) over teruggeven van enige opdracht waarover reeds bindend in hoogste instantie was of is beslist.