In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 augustus 2021, zaaknummer 20/1140, is het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De aanvraag werd afgewezen omdat de onderneming van appellant op het moment van aanvraag niet stond ingeschreven in het Handelsregister, wat vereist was volgens artikel 1 van de Beleidsregel. Appellant had zijn onderneming tijdelijk uitgeschreven na een hartinfarct, maar later opnieuw ingeschreven. Hij stelde dat hij recht had op de tegemoetkoming omdat zijn onderneming na de herinschrijving een voortzetting was van de eerdere onderneming.
Verweerder, de minister van Economische Zaken en Klimaat, had in zijn verweerschrift aangegeven dat appellant al eerder een tegemoetkoming had ontvangen voor zijn onderneming, wat betekende dat er geen recht op een tweede tegemoetkoming bestond. Tijdens de zitting werd duidelijk dat appellant niet opnieuw een tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel wilde aanvragen, maar een beroep wilde doen op de TVL-regeling voor het derde kwartaal van 2020. Het College oordeelde echter dat verweerder de aanvraag terecht had aangemerkt als een aanvraag op basis van de Beleidsregel, omdat appellant het juiste aanvraagformulier had gebruikt en de voorwaarden voor de TVL-regeling niet in acht waren genomen.
Het College concludeerde dat de aanvraag van appellant terecht was afgewezen en dat het beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 augustus 2021, met de rechters R.W.L. Koopmans, B. Bastein en D. Brugman, en griffier J.S. Nooren aanwezig.