ECLI:NL:CBB:2021:798

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
20/1140
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 en de TVL-regeling

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 3 augustus 2021, zaaknummer 20/1140, is het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De aanvraag werd afgewezen omdat de onderneming van appellant op het moment van aanvraag niet stond ingeschreven in het Handelsregister, wat vereist was volgens artikel 1 van de Beleidsregel. Appellant had zijn onderneming tijdelijk uitgeschreven na een hartinfarct, maar later opnieuw ingeschreven. Hij stelde dat hij recht had op de tegemoetkoming omdat zijn onderneming na de herinschrijving een voortzetting was van de eerdere onderneming.

Verweerder, de minister van Economische Zaken en Klimaat, had in zijn verweerschrift aangegeven dat appellant al eerder een tegemoetkoming had ontvangen voor zijn onderneming, wat betekende dat er geen recht op een tweede tegemoetkoming bestond. Tijdens de zitting werd duidelijk dat appellant niet opnieuw een tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel wilde aanvragen, maar een beroep wilde doen op de TVL-regeling voor het derde kwartaal van 2020. Het College oordeelde echter dat verweerder de aanvraag terecht had aangemerkt als een aanvraag op basis van de Beleidsregel, omdat appellant het juiste aanvraagformulier had gebruikt en de voorwaarden voor de TVL-regeling niet in acht waren genomen.

Het College concludeerde dat de aanvraag van appellant terecht was afgewezen en dat het beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 augustus 2021, met de rechters R.W.L. Koopmans, B. Bastein en D. Brugman, en griffier J.S. Nooren aanwezig.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/1140

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 augustus 2021 in de zaak tussen

[naam ] h.o.d.n. [naam onderneming] , te [plaats] , appellant,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniels).

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellant voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel) afgewezen.
Bij besluit van 3 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2021. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Appellant heeft op 4 juni 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel voor zijn onderneming met als KvK-nummer [........] .
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat deze onderneming met dit KvK-nummer op 15 maart 2020 niet stond ingeschreven in het Handelsregister, zoals is vereist in artikel 1 van de Beleidsregel. Van bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder ten gunste van appellant moet afwijken van de Beleidsregel is niet gebleken.
3. Volgens appellant heeft verweerder zijn aanvraag ten onrechte afgewezen. Hij heeft toegelicht dat hij na een hartinfarct op 24 maart 2020 en zijn slechte gezondheid als gevolg daarvan had besloten te stoppen met zijn onderneming en daarom zijn onderneming (ingeschreven met het KvK-nummer [........] onder SBI-code [....] ) had uitgeschreven uit het Handelsregister. Toen zijn gezondheid na aanpassing van zijn medicijnen weer aanzienlijk verbeterde, besloot hij toch door te gaan met zijn bedrijf en heeft hij zijn onderneming op 28 mei 2020 met terugwerkende kracht tot 11 mei 2020 opnieuw ingeschreven onder dezelfde SBI-code. Dit kon toen alleen onder een nieuw KvKnummer ( [........] ). Het btw-nummer bleef wel ongewijzigd. Appellant benadrukt dat hij de onderneming die hij in maart 2020 had, in mei 2020 gewoon weer heeft voortgezet.
4. Verweerder heeft er in zijn verweerschrift op gewezen dat aan appellant voor zijn onderneming (met KvK-nummer [........] ) op 23 april 2020 al een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel is toegekend naar aanleiding van een aanvraag van 21 april 2020. Zou verweerder naar aanleiding van de aanvraag van 4 juni 2020 van de (voortgezette) onderneming opnieuw een tegemoetkoming verstrekken, dan zou dat betekenen dat tweemaal een vergoeding zou worden verstrekt.
5. Ter zitting is duidelijk geworden dat appellant met zijn aanvraag niet heeft beoogd opnieuw een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregeling aan te vragen, maar een beroep heeft willen doen op de steunregeling die voor het derde kwartaal van 2020 gold. Hem was niet bekend dat voor dit kwartaal een andere regeling gold, te weten de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL). Hij stelt zich op het standpunt dat verweerder had moeten begrijpen dat hij een aanvraag wilde doen op grond van de TVL. Bij de afhandeling daarvan had verweerder bovendien in aanmerking moeten nemen dat de onderneming van appellant met als KvK-nummer [........] een naadloze voortzetting is van zijn eerdere onderneming.
6. Naar het oordeel van het College heeft verweerder de aanvraag van 4 juni 2020 terecht aangemerkt als een aanvraag om een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel en niet (ook) als een aanvraag voor subsidie op grond van de TVL. Daarvoor is van belang dat appellant het aanvraagformulier heeft gebruikt dat is bedoeld voor de tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel. Verder heeft appellant op de eerste bladzijde van het aanvraagformulier aangevinkt dat hij in de periode van 16 maart 2020 tot en met 15 juni 2020 een omzetverlies verwacht te lijden van minimaal €4.000,-. Zowel de genoemde periode (het tweede kwartaal) als dit bedrag (€ 4.000,-) sluiten aan bij de voorwaarden die in de Beleidsregel staan. Zoals verweerder ter zitting heeft opgemerkt, gelden voor een toekenning van subsidie voor het derde kwartaal van 2020 op grond van de TVL andere voorwaarden en vereisten en moet deze subsidie volgens de daarvoor opengestelde procedure worden aangevraagd. Dit kon op grond van artikel 7 van de TVL worden gedaan in de periode van 30 juni 2020 tot en met 30 oktober 2020 en dus nog niet toen appellant de aanvraag deed. Gelet op al het bovenstaande, heeft verweerder de aanvraag van appellant terecht aangemerkt als een (tweede) aanvraag om een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel en deze op grond van de hierboven weergegeven motivering terecht afgewezen.
7.
Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, mr. B. Bastein en
mr. D. Brugman, in aanwezigheid van J.S. Nooren, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2021.
de voorzitter is verhinderd de de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen. uitspraak te ondertekenen