ECLI:NL:CBB:2021:790
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluiten inzake uitbetaling van betalingsrechten en vergroeningsbetaling voor landbouwpercelen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 juli 2021, zijn de beroepen van appellante, een maatschap uit [plaats], tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ongegrond verklaard. De zaken, genummerd 20/336 en 20/1048, betroffen de aanvraag van appellante voor uitbetaling van betalingsrechten en vergroeningsbetalingen voor het jaar 2019. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de subsidiabele oppervlakte van haar percelen, die door verweerder als niet volledig subsidiabel waren aangemerkt. De minister had in eerdere besluiten een korting opgelegd op de uitbetaling, wat leidde tot de beroepsprocedures.
De rechtbank oordeelde dat de minister de subsidiabele oppervlakte van de percelen correct had vastgesteld en dat de opgelegde korting op basis van artikel 19bis van Verordening 640/2014 terecht was. Appellante had aangevoerd dat de minister geen rekening had gehouden met eerdere beslissingen en dat de toestand van de percelen in de loop der jaren was veranderd. Het College stelde vast dat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat de herziene beslissing op bezwaar van 5 juni 2020 niet relevant was voor deze procedure, en dat de appellante zelf verantwoordelijk was voor het correct invullen van de Gecombineerde opgave.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van landbouwers bij het aanvragen van subsidies en de noodzaak om nauwkeurig te zijn in de opgave van percelen. Het College concludeerde dat de minister de besluiten correct had genomen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beroepen werden dan ook ongegrond verklaard.