ECLI:NL:CBB:2021:747

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
21/688
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van spoedbestuursdwang wegens overtreding van de Wet Dieren en het Besluit houders van dieren

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 22 juli 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een handhavingstraject door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het primaire besluit, genomen op 31 mei 2021, betrof de toepassing van spoedbestuursdwang op 26 mei 2021, naar aanleiding van overtredingen van de Wet Dieren en het Besluit houders van dieren. Verzoekster, die honden hield in haar woning, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om terugkeer van de in beslag genomen honden.

Tijdens de zitting op 16 juli 2021 is vastgesteld dat de situatie in de woning van verzoekster ernstig was. De toezichthouders troffen 20 honden aan in een vervuilde en ongezonde omgeving, met een sterke ammoniakgeur en zonder voldoende water. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gezondheid en het welzijn van de honden onmiddellijke actie vereisten, en dat verzoekster niet in staat was om op korte termijn voor een betere huisvesting te zorgen.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de minister bevoegd was om handhavend op te treden en dat de situatie spoedeisend was, waardoor bestuursdwang zonder voorafgaande last kon worden toegepast. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, omdat er geen uitzicht was op herstel van de situatie binnen afzienbare tijd. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/688
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 juli 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. R.A. Bruinsma),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J. Kooiman).

Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder zijn beslissing tot toepassing van spoedbestuursdwang op 26 mei 2021 wegens overtreding van de Wet dieren en van het Besluit houders van dieren op schrift gesteld.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2021. Partijen zijn verschenen bij genoemde gemachtigden.

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij het College, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2. De voorzieningenrechter neemt spoedeisend belang aan nu verzoekster met dit verzoek wil bereiken dat haar in beslag genomen honden aan haar worden teruggegeven en de kosten van de bewaring van de honden niet langer oplopen.
3. Op grond van artikel 5:31, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Ingevolge het tweede lid kan, indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.
4. Op 26 mei 2021 heeft in de woning van verzoekster een controle plaatsgevonden door districtsinspecteurs van de Landelijke Inspectiedienstrapport Dienrenbescherming. Daarvan is verslag gedaan in een toezichtrapport van 1 juni 2021. Verzoekster heeft de bevindingen in het toezichtrapport niet betwist. In de woning van appellante troffen de toezichthouders 20 honden in twee ruimtes, waaronder de woonkamer. In die ruimtes hing een sterke ammoniakgeur. De woning was vrijwel volledig afgesloten van licht -en luchttoetreding en er lag een dikke laag stof. De honden waren te klein gehuisvest en hun verblijven ernstig vervuild. Verder beschikten 19 honden niet over water.
5. Volgens verweerder noopte de gezondheid en het welzijn van de honden tot direct ingrijpen. Volgens verweerder kon verzoekster niet op korte termijn voor een betere huisvesting zorgdragen gelet op de beperkte ruimte in de woning en de rommelige toestand.
6.1
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake was van overtredingen van artikel 2.2, achtste lid, van de Wet Dieren en artikel 1.6 eerste en tweede lid en artikel 1.7, sub d en sub g, van het Besluit houders van dieren. Verweerder was dus in beginsel bevoegd om handhavend op te treden.
6.2
Voorts is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de op 26 mei 2021 aangetroffen situatie spoedeisend was, geen uitzicht bood op herstel (binnen afzienbare tijd) op locatie en dermate ernstig dat alle aanleiding bestond om zonder voorafgaande last en zelfs zonder voorafgaand besluit terstond bestuursdwang toe te passen zoals bedoeld in artikel 5:31, eerste en tweede lid, van de Awb.
6.3
Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd leidt de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel, ook al omdat verweerder in de bezwaarfase eventuele fouten die kleven aan het primaire besluit kan herstellen.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2021.

De voorzieningenrechter De griffier is verhinderd

is verhinderd te ondertekenen te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op: