ECLI:NL:CBB:2021:72
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W.C.M. van Emmerik
- L. van Loon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van het fosfaatrechtenstelsel in relatie tot individuele lasten voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 januari 2021, zaaknummer 19/1343, werd het beroep van een appellant, handelend onder de naam [naam] Veehouderij, ongegrond verklaard. De appellant had verzocht om een verhoging van zijn fosfaatrechten, maar het College oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op hem legde. De appellant had in februari 2015 een huurovereenkomst gesloten voor een locatie en in mei 2015 vee aangekocht, maar op de peildatum van 2 juli 2015 was hij nog geen houder van de dieren. Het College concludeerde dat de appellant zelf de risico's van zijn investeringsbeslissingen draagt en dat de beslissing om een melkveebedrijf te starten niet kan worden afgewenteld op het collectief. Het bestreden besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit werd gehandhaafd, waarbij werd gesteld dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de startersregeling en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt dat niet ieder vermogensverlies als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last vormt en dat de belangen van milieu en volksgezondheid zwaarder wegen dan de belangen van de appellant.