Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juli 2021 op het hoger beroep van:
[naam maatschap] , te [plaats] , appellante
appellanteende minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop in hoger beroep
).
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Bij deze wijzigingsregeling, die in werking is getreden op 7 juli 2020, is besloten dat zoals eerder hierboven is vermeld artikel 2.2, tweede lid, van de Regeling dierlijke producten vervalt. De toelichting bij de wijzigingsregeling vermeldt dat is geconstateerd dat de strafbaarstelling van de hygiëneregelgeving dubbel is uitgevoerd via het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen alsmede via de Regeling dierlijke producten, gebaseerd op de Wet dieren. Dit is overbodig en niet in lijn met de verantwoordelijkheidsverdeling tussen verweerder en de minister voor Medische Zorg en Sport op het terrein van voedselveiligheid. Die verdeling houdt onder andere in dat de Minister voor Medische Zorg en Sport in de primaire sector verantwoordelijk is voor de zogenoemde hygiëneregelgeving. Verweerder blijft wel integraal verantwoordelijk voor de slacht en keuring. De toelichting vermeldt tot slot dat met het schrappen van artikel 2.2, tweede lid van de Regeling dierlijke producten de verantwoordelijkheidsverdeling op het terrein van voedselveiligheid is hersteld.
Beslissing
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de boete betreft en herroept het primaire besluit in zoverre;
- stelt de hoogte van de boete vast op € 5.525,-;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 852,- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 2.992,-.