In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouderij en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van het fosfaatrecht. Appellante, een melkveehouderij, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister waarin haar fosfaatrecht was vastgesteld op 6.273 kg. Na een melding van bijzondere omstandigheden door appellante, werd dit fosfaatrecht verhoogd naar 6.321 kg. Appellante stelde echter dat de berekening van het fosfaatrecht onjuist was en dat haar percelen ten onrechte in de categorie 'grasland hoog' waren ingedeeld. Het College heeft vastgesteld dat het monsteranalyserapport van het perceel niet volledig was en dat de bemonstering niet correct was uitgevoerd. Hierdoor bleef de onduidelijkheid over de volledigheid van de bemonstering bestaan. Het College heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het fosfaatrecht vastgesteld op 6.687 kg. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan appellante.