ECLI:NL:CBB:2021:604
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Brugman
- C.H.R. Mattheussens
- Rechtspraak.nl
Randvoorwaardenkorting op rechtstreekse betalingen GLB wegens niet-naleving oormerkverplichting door gewetensbezwaarde veehouder
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouder en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De melkveehouder, die zich als gewetensbezwaarde heeft geregistreerd, had bezwaar gemaakt tegen een randvoorwaardenkorting van 20% op de rechtstreekse betalingen die zij voor het jaar 2019 had aangevraagd in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Deze korting was opgelegd omdat bij een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) was vastgesteld dat 107 van de 108 runderen op haar bedrijf geen oormerk hadden, wat in strijd is met de Europese regelgeving.
De melkveehouder voerde aan dat de minister met het opstellen van het identificatieprotocol voor gewetensbezwaarden zijn Europese verplichtingen had geschonden en dat de opgelegde korting onterecht was. Het College oordeelde dat de minister terecht de korting had opgelegd, omdat de melkveehouder niet had voldaan aan de oormerkverplichting die voortvloeit uit de Europese regelgeving. Het College benadrukte dat de oormerkverplichting een randvoorwaarde is voor het ontvangen van inkomenssteun en dat de minister weinig beoordelingsruimte had bij het opleggen van de korting.
Het College concludeerde dat de melkveehouder niet kon worden gecompenseerd voor de korting, omdat de Europese regelgeving geen ruimte biedt voor alternatieve identificatiemethoden voor runderen. De uitspraak bevestigde dat de minister zich aan de Europese regels moest houden en dat de opgelegde korting rechtmatig was. Het beroep van de melkveehouder werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.