Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2021 in de zaak tussen
maatschap Melkveehouderij [naam 1] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Van een bedrijfseconomische noodzaak voor de geplande uitbreiding van 168 naar 300 melk- en kalfkoeien is niet gebleken. Voor zover appellante heeft aangevoerd dat het vanwege ruimte voor het jongvee dat zij extern liet opfokken noodzakelijk was om een nieuwe ligboxenstal te bouwen, volgt daaruit niet dat er een noodzaak was voor het (fors) uitbreiden van haar dieraantallen. Gezien het tijdstip waarop de investeringen zijn gedaan en het ontbreken van een bedrijfseconomische noodzaak of andere dwingende redenen voor het doen van die investeringen acht het College die beslissingen, mede bezien in het licht van de afschaffing van het melkquotum en de maatregelen die in verband met die afschaffing te verwachten waren waarover het College in de uitspraak van 23 juli 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:291, onder 6.7.5.4) heeft geoordeeld, niet navolgbaar.