ECLI:NL:CBB:2021:523

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
20/1151
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar gegrond verklaard

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 25 mei 2021, zaaknummer 20/1151, is het beroep van Stichting Pesticide Action Network Netherlands gegrond verklaard. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, dat op 5 juni 2020 was genomen. Dit besluit betrof de toelating van het middel Ascernity. Appellante stelde dat er niet tijdig op haar bezwaar was beslist, wat leidde tot het indienen van beroep op 19 december 2020.

Het College oordeelde dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals vastgelegd in artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College stelde vast dat verweerder inderdaad niet tijdig had beslist op het bezwaar van appellante. Gezien de omstandigheden, waaronder een geplande hoorzitting op 16 juni 2021, droeg het College verweerder op om uiterlijk op 1 augustus 2021 een beslissing te nemen op het bezwaar. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn zou worden overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de gevolgen van termijnoverschrijdingen. Het College heeft ook bepaald dat verweerder het door appellante betaalde griffierecht van € 354,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/1151

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 mei 2021 in de zaak tussen

Stichting Pesticide Action Network Netherlands, te Utrecht, appellante,

en
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, verweerder
(gemachtigden: mr. A. van Schaik-van Dijk en mr. drs. M. Formannoij).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2020, gepubliceerd in de Staatscourant van 16 juni 2020, heeft verweerder besloten tot toelating van het middel Ascernity.
Appellante heeft op 24 juni 2020 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij brief van 19 december 2020 heeft appellante beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2021. Namens appellante is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter, indien het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, verbindt de bestuursrechter aan zijn uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb kan de bestuursrechter in bijzondere gevallen of indien de naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.
2. Het College oordeelt als volgt.
2.1
Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van appellante. Nu het College ook tot deze vaststelling komt, is het beroep gegrond.
2.2
Gebleken is dat er op 16 juni 2021 een hoorzitting zal plaatsvinden bij verweerders bezwaaradviescommissie, waarna zo spoedig mogelijk, en uiterlijk 1 augustus 2021, een beslissing op het bezwaar zal worden genomen. Ter zitting heeft verweerder erkend dat overschrijdingen van de wettelijke beslistermijn, zoals in deze zaak, ongewenst zijn en dat maatregelen zijn getroffen om dergelijke termijnoverschrijdingen in de toekomst te voorkomen. Ter zitting heeft appellante aangegeven te kunnen instemmen met een beslistermijn die eindigt op 1 augustus 2021. Het College zal verweerder daarom, met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb, opdragen om uiterlijk op 1 augustus 2021 te beslissen op het bezwaarschrift van appellante.
2.3
Het College bepaalt verder dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Voor het opleggen van een hogere dwangsom, zoals door appellante verzocht, ziet het College geen aanleiding.
3. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken. Wel dient verweerder het door appellante betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om uiterlijk op 1 augustus 2021 een beslissing op het bezwaar te nemen en op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan appellante een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom
  • bepaalt dat verweerder aan appellante het betaalde griffierecht van € 354,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, mr. J.H. de Wildt en mr. D. Brugman, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2021.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. A.A. Dijk