ECLI:NL:CBB:2021:496
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel in relatie tot individuele lasten en de Meststoffenwet
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 mei 2021, zaaknummer 19/1845, staat de beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellant, een melkveehouder, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn fosfaatrecht werd vastgesteld op basis van de melkproductie en de oppervlakte landbouwgrond op 15 mei 2015. Appellant betoogt dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP) en dat het hem een individuele en buitensporige last oplegt.
Het College oordeelt dat de beroepsgrond van appellant, die tijdens de zitting voor het eerst werd aangevoerd, tardief is en niet eerder kon worden ingediend. Het College stelt vast dat het fosfaatrechtenstelsel op regelingsniveau verenigbaar is met artikel 1 van het EP en dat de Nitraatrichtlijn voldoende grondslag biedt voor het stelsel. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat het stelsel een buitensporige last op hem legt, aangezien zijn investeringsbeslissingen en de uitbreiding van zijn bedrijf niet navolgbaar zijn. Het College concludeert dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wegen dan de belangen van appellant, en verklaart het beroep ongegrond.