ECLI:NL:CBB:2021:445
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boete voor overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [naam] B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin een boete is opgelegd wegens overtredingen van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb). De appellante, een akkerbouwbedrijf, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die op 6 juni 2019 heeft geoordeeld dat de appellante een boete van € 1.875,- heeft gekregen. Deze boete is opgelegd omdat bij het gebruik van veldspuitapparatuur de spuitdoppen te hoog waren afgesteld, wat in strijd is met artikel 80, lid 1 van de Wgb, en omdat een niet in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddel, Valbon, is gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de toezichthouder voldoende bewijs heeft geleverd voor deze overtredingen, onder andere door het opstellen van een rapport van bevindingen.
In hoger beroep heeft de appellante betwist dat de overtredingen zijn vastgesteld en heeft zij aangevoerd dat het rapport van bevindingen niet voldoet aan de eisen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft echter geoordeeld dat de bevindingen van de toezichthouder niet lichtvaardig terzijde kunnen worden geschoven en dat er geen reden is om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. Het College heeft bevestigd dat het gebruik van het Duitse Valbon niet is toegestaan in Nederland, ongeacht de samenstelling van het middel. De appellante heeft ook aangevoerd dat haar recht om gehoord te worden is geschonden, maar het College heeft geoordeeld dat de gang van zaken bij de rechtbank correct is verlopen. Uiteindelijk heeft het College het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.