In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de vraag of de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (NAK) bevoegd was om een maatregel op te leggen aan appellanten, telers en leveranciers van pootaardappelen, op basis van artikel 20a van de Regeling verhandeling teeltmateriaal. De appellanten hebben in beroep gesteld dat zij ongekeurd en ongecertificeerd pootgoed in de handel hebben gebracht, wat volgens NAK een overtreding van artikel 40 van de Zaaizaad- en plantgoedwet (Zpw) zou zijn. NAK heeft als gevolg hiervan de keuring en certificering van pootaardappelen op het bedrijf van appellanten voor drie jaar opgeschort.
Het College heeft vastgesteld dat de appellanten inderdaad pootaardappelen ongekeurd en ongecertificeerd in het verkeer hebben gebracht, maar oordeelt dat NAK niet bevoegd was om de maatregel op te leggen. Het College benadrukt dat artikel 20a van de Regeling betrekking heeft op de vakkundigheid van de leverancier in de voortbrenging, bewaring of bewerking van teeltmateriaal. Het College concludeert dat het belemmeren van keuringen niet kan worden gezien als een van deze handelingen. Daarom is de maatregel van NAK onterecht opgelegd.
Het College heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Tevens is NAK veroordeeld in de proceskosten van appellanten, vastgesteld op € 2.136,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 april 2021.