ECLI:NL:CBB:2021:390
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van betalingsrechten uit de Nationale reserve en subsidiabiliteit van landbouwpercelen in het kader van het GLB
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 13 april 2021, geregistreerd onder de zaaknummers 19/1539 en 19/1583, staat de toewijzing van betalingsrechten uit de Nationale reserve en de subsidiabiliteit van landbouwpercelen centraal. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had aan de appellante, een vennootschap onder firma, betalingsrechten toegewezen op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Echter, de appellante had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de minister, die haar aanvragen om uitbetaling van de betalingsrechten voor het jaar 2018 had afgewezen, omdat de percelen niet als subsidiabel werden aangemerkt.
De appellante voerde aan dat haar percelen, die als natuurlijk grasland worden beheerd, ten onrechte waren afgekeurd. Het College heeft de argumenten van de appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de minister terecht had geoordeeld dat de percelen 62 en 91 niet als subsidiabel konden worden aangemerkt. De beoordeling was gebaseerd op luchtfoto's en de zichtbare vegetatie op de percelen, die duidde op verruiging. Het College oordeelde dat de minister niet verplicht was om ter plaatse controles uit te voeren, aangezien de luchtfoto's voldoende informatie boden om de besluiten te onderbouwen.
De uitspraak benadrukt de criteria voor subsidiabiliteit van landbouwpercelen en de rol van luchtfoto's in de beoordeling van aanvragen voor betalingsrechten. Het College verklaarde de beroepen van de appellante ongegrond en wees de verzoeken om schadevergoeding af, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van de bezwaarschriften niet was overschreden. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor landbouwers om aan de subsidiabiliteitscriteria te voldoen om in aanmerking te komen voor rechtstreekse betalingen.