ECLI:NL:CBB:2021:30
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bestuurlijke boete wegens overtreding van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft [naam 1] B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin een bestuurlijke boete van € 3.900,-- werd opgelegd wegens overtredingen van de Meststoffenwet. De boete was opgelegd omdat appellante als afnemer van dierlijke meststoffen geen vervoersbewijzen had opgemaakt voor dertien vrachten mest. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 1 maart 2017 constateerden toezichthouders van de NVWA dat op 15 september 2016 twee vrachtwagencombinaties van [naam 2] B.V. meststoffen hadden gelost in een mestbassin dat in gebruik was bij appellante. Er waren geen vervoersbewijzen voor deze meststoffen aanwezig. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit legde daarop een boete op aan appellante, die in bezwaar ging maar in het ongelijk werd gesteld. De rechtbank oordeelde dat appellante terecht als afnemer was aangemerkt en dat er geen sprake was van interne transporten binnen het bedrijf van [naam 2]. In hoger beroep volhardde appellante in haar standpunt dat zij geen afnemer was en dat de boete onevenredig was. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat appellante als afnemer moet worden aangemerkt en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de boete zouden kunnen matigen. Het College oordeelde ook dat er geen sprake was van dubbele beboeting en dat het tijdsverloop geen aanleiding gaf tot verlaging van de boete. De uitspraak werd gedaan op 12 januari 2021.