In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening van de Stichting Emergis tegen een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit. De zaak betreft een marktanalysebesluit waarbij aan Emergis een contracteerverplichting en een transparantieverplichting zijn opgelegd. Zowel Emergis als de Vereniging GGZ Nederland hebben verzocht om de Vereniging GGZ aan te merken als derde-belanghebbende in deze procedure. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek geschorst om te beoordelen of de Vereniging GGZ als derde-belanghebbende kan worden aangemerkt. In een eerdere uitspraak op dezelfde datum in een andere zaak (21/163) is de Vereniging GGZ niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de Vereniging GGZ ook in deze zaak niet als derde-belanghebbende kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft vervolgens besloten het onderzoek te hervatten en heeft verweerster verzocht om het beroep op artikel 8:29 van de Awb te onderbouwen. De verdere behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening zal begin april plaatsvinden.