ECLI:NL:CBB:2021:297

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
21/222
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en belanghebbendheid in marktanalysebesluit gezondheidszorg

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening van de Stichting Emergis tegen een besluit van de Nederlandse Zorgautoriteit. De zaak betreft een marktanalysebesluit waarbij aan Emergis een contracteerverplichting en een transparantieverplichting zijn opgelegd. Zowel Emergis als de Vereniging GGZ Nederland hebben verzocht om de Vereniging GGZ aan te merken als derde-belanghebbende in deze procedure. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek geschorst om te beoordelen of de Vereniging GGZ als derde-belanghebbende kan worden aangemerkt. In een eerdere uitspraak op dezelfde datum in een andere zaak (21/163) is de Vereniging GGZ niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de Vereniging GGZ ook in deze zaak niet als derde-belanghebbende kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft vervolgens besloten het onderzoek te hervatten en heeft verweerster verzocht om het beroep op artikel 8:29 van de Awb te onderbouwen. De verdere behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening zal begin april plaatsvinden.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/222

beslissing tot heropening van het onderzoek in de zaak tussen

de Stichting Emergis, te Kloetinge, verzoekster,

(gemachtigde: mr. J.G. Sijmons),
en

de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster,

(gemachtigde: mr. E.C. Pietermaat).

Procesverloop

Op 7 december 2020 – gepubliceerd op 22 december 2020 – heeft verweerster het Besluit Marktanalyse sggz in Zeeland genomen, waarbij aan verzoekster een contracteerverplichting en een transparantieverplichting zijn opgelegd (het bestreden besluit).
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zaak is gevoegd behandeld met het verzoek om een voorlopige voorziening nr. 21/163 van de Vereniging Geestelijke Gezondheidszorg Nederland (Vereniging GGZ).
Zowel verzoekster als de Vereniging GGZ hebben verzocht om de Vereniging GGZ in de onderhavige zaak aan te merken als derde-belanghebbende.
De griffier heeft bij brieven van 8 maart 2021 meegedeeld dat de behandeling van de onderhavige zaak beperkt zal zijn tot de vraag of de Vereniging GGZ als derde-belanghebbende kan worden aangemerkt en dat de behandeling van zaak nr. 21/163 beperkt zal zijn tot de vraag of de Vereniging GGZ in haar verzoek ontvankelijk is.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2021.
Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.G. Sijmons. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde mr. E.C. Pietermaat en mr. R.F.D. Lips. Namens de Vereniging GGZ zijn verschenen haar gemachtigde mr. J.C. Plettenburg en
[naam] .
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde te beoordelen of de Vereniging GGZ in de onderhavige zaak kan worden aangemerkt als derde-belanghebbende.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van heden in de zaak nr. 21/163 is de voorzieningenrechter tot het oordeel gekomen dat de Vereniging GGZ in haar verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu zij geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bij het bestreden besluit. Dit betekent dat de Vereniging GGZ ook niet als derde-belanghebbende in de onderhavige zaak kan worden aangemerkt.
2. De voorzieningenrechter bepaalt dat het onderzoek in de onderhavige zaak dient te worden hervat.
3. De voorzieningenrechter bepaalt voorts dat dit verzoek om voorlopige voorziening begin april verder zal worden behandeld. Met partijen zal contact worden opgenomen voor de precieze datum. Verweerster wordt verzocht om het reeds gedane beroep op art. 8:29 van de Awb ten aanzien van een aantal gedingstukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op maandag 22 maart 2021, te onderbouwen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- hervat het onderzoek;
- verzoekt verweerster om het reeds gedane beroep op artikel 8:29 van de Awb zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op maandag 22 maart 2021, te onderbouwen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus genomen door mr. S.C. Stuldreher, in aanwezigheid van mr. J.M.M. Bancken, griffier, op 16 maart 2021.
De voorzitter is verhinderd De griffier is verhinderd
de beslissing te ondertekenen. de beslissing te ondertekenen.