Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2021 in de zaak tussen
[naam] B.V., te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, staat de kwalificatie van zeven dieren centraal, die door appellante, een vleesveehouderij en zoogkoeienbedrijf, worden betwist. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante op 0 kg is vastgesteld. De minister heeft de zeven dieren aangemerkt als weide- en zoogkoeien (categorie 120) in plaats van melkvee (categorie 100), wat appellante betwist. Appellante stelt dat de dieren ten tijde van de peildatum op 2 juli 2015 als melk- en kalfkoeien moesten worden aangemerkt, omdat zij tijdelijk werden gehouden voor een andere melkveehouderij. De minister heeft echter betoogd dat appellante sinds 2011 geen melkvee meer hield en dat de registratie in het I&R-systeem leidend is voor de vaststelling van het fosfaatrecht.
Tijdens de zitting op 28 januari 2021 is het standpunt van beide partijen belicht. Het College heeft geoordeeld dat de minister terecht de zeven dieren niet als melkvee heeft aangemerkt, omdat de registratie in het I&R-systeem en de CRV Rundveestaat bevestigen dat deze dieren als zoogkoeien waren geregistreerd. Het College heeft vastgesteld dat appellante geen objectieve gegevens heeft overlegd die haar stelling ondersteunen dat de dieren voor een andere melkveehouderij werden gehouden. De conclusie van de minister dat appellante een vleesveebedrijf exploiteert, is daarmee gerechtvaardigd.
De uitspraak van het College, gedaan op 16 maart 2021, verklaart het beroep van appellante ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing is openbaar uitgesproken.