Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van enkelvoudige kamer van 29 oktober 2019 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats] , appellante,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
1 juni 2015 tot 1 juni 2016 aan Maatschap [naam 2] te verpachten en op dat moment op haar bedrijf aanwezige jongvee aan Maatschap [naam 2] over te dragen. Dit had tot gevolg dat op
1 juli 2015 op het bedrijf van appellante aanwezige vee - bestaande uit 91 kalveren en 142 pinken - op naam van Maatschap [naam 2] in het I&R systeem werd geregistreerd. Appellante is, met uitzondering van de periode 1 juni 2015 tot en 1 juni 2016, altijd eigenaar van het op haar bedrijf gehouden jongvee geweest. Ondanks de pacht van de stal en het administratief overdragen van het vee voor de periode 1 juni 2015 tot 1 juni 2016 veranderde feitelijk niets aan de vanaf 2009 bestaande situatie, in die zin dat appellante nog steeds het jongvee voor Maatschap [naam 2] in haar stal huisvestte, voerde, verzorgde en weide. Appellante was de feitelijk houder van het vee. Verweerder had gelet op artikel 23, derde lid, van de Msw en de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel ter invoering van het fosfaatrechtenstelsel (Kamerstukken II, 2015/16, 34 532, nr. 3, blz. 19 en 43) in afwijking van het I&R-systeem fosfaatrechten aan appellante moeten toekennen voor de op 2 juli 2015 op haar bedrijf gehouden 91 kalveren en 142 pinken.