ECLI:NL:CBB:2021:194
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel en de individuele last voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 februari 2021, zaaknummer 19/1307, is het beroep van appellante, een maatschap van twee broers die een melkveebedrijf exploiteren, ongegrond verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante was vastgesteld op basis van de Meststoffenwet. Appellante stelde dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legde, vooral omdat zij op de peildatum 2 juli 2015 minder koeien had dan waarvoor zij investeringen had gedaan. Dit was het gevolg van haar keuze om haar bedrijf uit te breiden vlak voor de afschaffing van het melkquotum per 1 april 2015.
Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij een individuele en buitensporige last ondervond. De investeringen die appellante had gedaan, waren niet navolgbaar, en de gevolgen van haar ondernemersbeslissingen kwamen voor haar eigen risico. Het College benadrukte dat niet ieder vermogensverlies als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last vormt. De beslissing om te investeren in uitbreiding van het bedrijf was een ondernemerskeuze, en appellante had moeten anticiperen op de gevolgen van de afschaffing van het melkquotum.
De uitspraak concludeert dat de belangen van het milieu en de volksgezondheid, evenals de verplichtingen uit de Nitraatrichtlijn, zwaarder wegen dan de belangen van appellante. Het bestreden besluit is niet in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het College verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.