In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 februari 2021, zaaknummer 19/1621, staat de Regeling fosfaatreductieplan 2017 centraal. De zaak betreft een beroep van een vennootschap onder firma en haar vennoten tegen besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die heffingen had opgelegd op basis van de Regeling. De appellanten betogen dat de Regeling in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP), omdat zij als gevolg van de tenuitvoerlegging van de Regeling een individuele en buitensporige last te dragen hebben. Het College oordeelt echter dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een dergelijke last ondervinden. De Regeling is bedoeld om de fosfaatproductie te beperken en is in werking getreden op 1 maart 2017. Veehouders moeten hun veestapel verminderen tot een referentieaantal, en bij overschrijding van dit aantal worden heffingen opgelegd. De appellanten hebben in beroep aangevoerd dat de inbreuk op hun eigendomsrecht niet gerechtvaardigd is, maar het College stelt vast dat de Regeling niet in strijd is met het EP. Het College concludeert dat de appellanten de gevolgen van hun bedrijfsuitbreiding, die zij na de peildatum hebben gerealiseerd, voor hun rekening moeten nemen. De uitspraak van de minister wordt dan ook bevestigd, en het beroep van de appellanten wordt ongegrond verklaard.