ECLI:NL:CBB:2021:154
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit fosfaatrecht onder Meststoffenwet
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 februari 2021, betreft het een beroep van een melkveebedrijf tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het fosfaatrecht. Het primaire besluit, genomen op 31 januari 2018, stelde het fosfaatrecht van appellante vast op 10.173 kg, gebaseerd op de dieraantallen op 2 juli 2015 en het fosfaatrecht van een overgenomen bedrijf. Het bestreden besluit van 27 mei 2019 verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond. Appellante stelde beroep in, maar partijen verschenen niet ter zitting op 14 januari 2021.
De kern van de zaak draait om de vraag of het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met de Nitraatrichtlijn en of er sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Appellante betoogde dat de Nitraatrichtlijn geen toereikende grondslag biedt voor het fosfaatrechtenstelsel en dat dit stelsel niet nodig is voor de doelstellingen van de richtlijn. Tevens werd gesteld dat het stelsel ongeoorloofde staatssteun oplevert, omdat niet voldaan zou worden aan de norm van 50 mg/l.
Het College oordeelde dat verweerder ten onrechte niet inging op de bezwaargronden van appellante over de Nitraatrichtlijn en ongeoorloofde staatssteun, en dat het bestreden besluit gebrekkig gemotiveerd was. Desondanks bevestigde het College dat de noodzaak van het fosfaatrechtenstelsel eerder was vastgesteld en dat de Commissie bij beschikking van 19 december 2017 het stelsel goedkeurde. Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Verweerder werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van appellante.