Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 december 2021 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant,
de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster
Procesverloop
Overwegingen
Volgens vaste rechtspraak van het College (zie de uitspraak van 31 augustus 2010, ECLI:NL:CBB:2010:BN5771) kan als voorwaarde aan een prestatie of tarief worden verbonden dat een overeenkomst is gesloten tussen de zorgaanbieder en de ziektekostenverzekeraar. In de regel is een dergelijke voorwaarde niet onrechtmatig, behoudens specifieke omstandigheden, zoals in de uitspraak van 1 december 2015 (ECLI:NL:CBB:2015:370). Daar betrof het eerstelijns zorg geboden door huisartspraktijken, die behoort tot de verzekerde prestaties, bedoeld in artikel 11 van de Zorgverzekeringswet, én waarvoor de verzekerde in beginsel gehouden is zich te wenden tot de huisartspraktijk waarbij hij staat ingeschreven. Dergelijke omstandigheden doen zich in de mondzorg niet voor, omdat het daar niet gaat om zorgprestaties die aan een verzekerde patiënt worden geleverd. Appellant heeft ook geen specifieke omstandigheden aangevoerd die in dit geval zouden meebrengen dat de voorwaarde van een afspraak met de ziektekostenverzekeraar niet gesteld zou mogen worden. Daarbij is van belang dat niet als voorwaarde is gesteld dat de zorgaanbieder in het algemeen met de ziektekostenverzekeraar heeft gecontracteerd over te leveren zorg aan patiënten die bij die verzekeraar zijn verzekerd. De voorwaarde houdt alleen in dat over het betalen van (één van) de twee beschreven prestaties een afspraak wordt gemaakt met een ziektekostenverzekeraar. Verweerster heeft uiteengezet dat de prestaties om uitvoeringstechnische redenen gedeclareerd moeten worden bij ziektekostenverzekeraars, onder meer omdat het oorspronkelijk de bedoeling was dat de betalingen zouden worden verrekend met de daadwerkelijk gemaakte omzet. Daarnaast was er geen tijd voor een onderzoek naar de kosten en gederfde inkomsten als gevolg van de uitbraak van het coronavirus. Daarom kon alleen een vrij tarief worden vastgesteld en alleen via de zorgverzekeraars was dat op korte termijn uitvoerbaar. Appellant heeft geen argumenten aangevoerd waarom de voorwaarde in het licht van de door verweerster gegeven motivering de toets aan de beginselen van behoorlijk bestuur niet zou kunnen doorstaan.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van appellant ongegrond en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerster op het betaalde griffierecht van € 178,- aan appellant te vergoeden.