In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 november 2021 uitspraak gedaan in het beroep van Maatschap [naam 1] tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het beroep betreft de vaststelling van het fosfaatrecht van appellante, die een rundveebedrijf exploiteert. De minister had op 13 januari 2018 het fosfaatrecht vastgesteld, maar dit werd later herzien. Appellante betwistte de herziening en stelde dat 177 stuks jongvee, die jonger waren dan één jaar, ten onrechte niet onder de melkveehouderij werden gerekend. Het College oordeelde dat de minister terecht had aangenomen dat deze dieren niet onder diercategorie 101 vielen, omdat uit de ingediende gecombineerde opgaven bleek dat de dieren niet gehouden werden voor de melkveehouderij. Het College concludeerde dat de bestemming van de dieren op de peildatum bepalend is voor de classificatie als melkvee. De uitspraak benadrukt het belang van de registratie van dieren en de noodzaak om de feitelijke situatie op het bedrijf in acht te nemen. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.