ECLI:NL:CBB:2021:1023

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
19/1907, 19/1908, 19/1909 en 19/1910
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve adreswijziging in handelsregister en de gevolgen voor appellanten

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 30 november 2021, met zaaknummers 19/1907, 19/1908, 19/1909 en 19/1910, staat de ambtshalve adreswijziging in het handelsregister centraal. De Kamer van Koophandel heeft op 31 mei en 11 juni 2019 de adressen van verschillende appellanten gewijzigd en enkele ondernemingen doorgehaald. De appellanten, waaronder Darkom B.V. en verschillende stichtingen, hebben hiertegen bezwaar aangetekend. In de daaropvolgende besluiten van 31 oktober 2019 verklaarde de Kamer van Koophandel de bezwaren kennelijk ongegrond. Na een hoorzitting op 14 december 2020 en een heropening van het onderzoek, heeft de Kamer van Koophandel op 3 mei 2021 opnieuw op de bezwaren beslist, waarbij de adreswijzigingen opnieuw werden gehandhaafd.

Het College heeft vastgesteld dat de beroepen van appellanten, gericht tegen de ingetrokken besluiten van 31 oktober 2019, niet-ontvankelijk zijn, omdat er geen belang meer is bij de beoordeling van deze beroepen. Vervolgens heeft het College de beroepen tegen de besluiten van 3 mei 2021 beoordeeld. De Kamer van Koophandel had haar besluiten gebaseerd op een rapport van het Bureau Economische Handhaving van de Belastingdienst, waaruit bleek dat de geregistreerde adressen niet overeenkwamen met de feitelijke situatie. De appellanten voerden aan dat zij wel degelijk op de geregistreerde adressen gevestigd waren, maar het College oordeelde dat de Kamer van Koophandel voldoende onderzoek had gedaan en dat de appellanten geen bewijs hadden geleverd voor hun stelling.

Het College concludeert dat de besluiten van 3 mei 2021 in stand blijven, omdat de Kamer van Koophandel op basis van de beschikbare informatie en het onderzoek tot de conclusie kon komen dat de adressen in het handelsregister onjuist waren. De beroepen tegen deze besluiten zijn ongegrond verklaard, en de Kamer van Koophandel is opgedragen het betaalde griffierecht aan de appellanten te vergoeden, omdat zij gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan hun verzoeken.

Uitspraak

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 19/1907, 19/1908, 19/1909 en 19/1910

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 november 2021 in de zaak tussen

Darkom B.V.,
Koningin Anna Paulovna Fonds, Stichting Russisch-Sprekende Gemeenschap Nederland, Stichting MML Holding, World Flowers B.V. en Stichting Darkom, N. Diaczuk Beheer B.V., TRUST Media B.V., OLRISE B.V., Stichting Atomes, Andbydesign B.V., De Verliefde Zalm B.V., Stichting Incomeproject, Groenpolder B.V., Incomeproject B.V., Van der Pijl & Schram B.V., Stichting Skywards, DES Invest B.V., Stichting Woodstech, SECORP Europe B.V., Stichting EGEU, Talosto International B.V., Stichting Gangant, Stichting BasicEnergy, T-Gazen B.V., T. Gazen Holding N.V., Stichting Ancor, Vegetables Company B.V., Stichting Tipson, Stichting OLRISE, Z-Blumen B.V., Stichting ZET Invest, BasicEnergy Co. N.V., BIPA Holding N.V., Stichting BRC Invest, Stichting T-Gazen, BlauStein B.V., Stichting Milliard, Milliard N.V., Stichting NINEL, BlauStein CS B.V., BlauStein Credit B.V., Milliard Beheer B.V., Credit BlauStein N.V., Stichting Blaustein, Stichting Vadim BlauStein Foundation, Stichting Derdengelden Credit BlauStein, ,
Molberg Holding B.V., Stichting Amoll, Stichting OpenInvest, Open Invest International B.V., Stichting Gallas, Beckenstein Agenten B.V., Stichting Vejskoop, Haskell & Co. B.V. en Stichting Trust B, ,appellanten,
(gemachtigde: V.Y. Blaustein),
en

de Kamer van Koophandel, verweerster

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende).

Procesverloop

Bij besluiten van 31 mei 2019, 3, 4 en 11 juni 2019 heeft verweerster ambtshalve de adressen van appellanten gewijzigd en tevens van 13 appellanten de ondernemingen doorgehaald (de primaire besluiten).
Bij besluiten van 31 oktober 2019 heeft verweerster de bezwaren van appellanten kennelijk ongegrond verklaard.
Appellanten hebben tegen de besluiten van 31 oktober 2019 beroepen ingesteld.
Verweerster heeft op 12 februari 2020 de besluiten van 31 oktober 2019 ingetrokken en, na appellanten alsnog te hebben gehoord, bij besluiten van 20 maart 2020 opnieuw op de bezwaren beslist. Daarbij heeft verweerster de bezwaren voor zover het betreft de adreswijzigingen weer ongegrond verklaard, de bezwaren tegen de opheffingen deels gegrond verklaard en alleen nog voor drie appellanten de doorhaling gehandhaafd.
Verweerster heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2020. De gemachtigde van appellanten en de gemachtigde van verweerster hebben via een telefonische verbinding aan de zitting deelgenomen.
Het College heeft het onderzoek heropend en verweerster in de gelegenheid gesteld om een nadere onderbouwing te geven voor de besluiten van 20 maart 2020.
Verweerster heeft vervolgens nader onderzoek gedaan en op 3 mei 2021 opnieuw op de bezwaren beslist. Daarbij heeft verweerster de bezwaren voor zover het betreft de adreswijzigingen wederom ongegrond verklaard, de bezwaren tegen de opheffingen deels gegrond verklaard en voor drie appellanten de doorhaling gehandhaafd. Op grond van het nader onderzoek heeft verweerster de adressen van appellanten gewijzigd in een ander adres dan in de eerdere besluiten op bezwaar.
Appellanten hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nieuwe besluiten op bezwaar.
Nader onderzoek op de zitting is achterwege gebleven nu partijen, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet te kennen hebben gegeven nader op een zitting gehoord te willen worden.
Het College heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het College stelt vast dat de beroepen, die zijn gericht tegen de ingetrokken besluiten op bezwaar van 31 oktober 2019, op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking hebben op de vervangende besluiten op bezwaar van 20 maart 2020 en van 3 mei 2021. Nu niet is gesteld of gebleken dat appellanten nog belang hebben bij beoordeling van de beroepen die zijn gericht tegen de besluiten van 31 oktober 2019 en 20 maart 2020, zal het College de daartegen gerichte beroepen niet-ontvankelijk verklaren.
2. Het College beoordeelt hierna de beroepen voor zover die gericht zijn tegen de nieuwe besluiten op bezwaar van 3 mei 2021. Bij deze besluiten heeft verweerster de primaire besluiten tot het wijzigen van de in het handelsregister vermelde adressen van appellanten aan de Stadsring, de Ganzenstraat en de Liendertseweg te Amersfoort en aan de Touwbaan te Harderwijk volledig gehandhaafd en de doorhalingen gehandhaafd voor drie appellanten. Aanvankelijk heeft verweerster de adressen gewijzigd in het toenmalige adres van Blaustein S.A.R.L. in Monaco, het enige adres waarop V.Y. Blaustein (hierna: Blaustein) als (in)direct bestuurder van appellanten vindbaar was. Verweerster heeft op basis van het nader onderzoek echter geconstateerd dat Blaustein S.A.R.L. niet meer vindbaar is op dit adres of elders. Verweerster heeft daarom, in afwachting van een opgaaf door appellanten van een verifieerbaar, feitelijk juist vestigings- of bezoekadres, op 3 mei 2021 de adressen van appellanten gezet op haar zogenaamde kelderadres De Ruyterkade 5 in Amsterdam.
3. Verweerster heeft haar besluiten gebaseerd op het door het Bureau Economische Handhaving van de Belastingdienst (BEH) op ambtsbelofte opgemaakte rapport van 15 mei 2019. Verweerster heeft naar aanleiding van een signaal van de Belastingdienst onderzoek laten verrichten door het BEH naar mogelijke overtredingen door een aantal rechtspersonen, waarvan Blaustein direct of indirect de enige en zelfstandig bevoegde bestuurder is. Controleurs van het BEH hebben op 21 maart 2019 en 8 mei 2019 de in het handelsregister geregistreerde adressen van appellanten bezocht. In het rapport van 15 mei 2019 is over deze bezoeken het volgende vermeld:
“Stadsring [...] Amersfoort
Op dit adres zijn volgens de Kamer van Koophandel 20 rechtspersonen gevestigd. Onder andere is hier gevestigd: Blaustein CS B.V. Deze rechtspersoon is opgericht op 11 oktober 2010 en heeft als activiteit administratiekantoren voor aandelen en obligaties. De enig bestuurder en aandeelhouder is Vadim Yuryevich Blaustein, geboren op [...] te [...]. Blaustein is woonachtig op het adres [...], Monaco. Er is 1 werkzame persoon werkzaam. De laatste omzet van Blaustein CS B.V. dateert uit 2016. Vanaf 2015 is er geen VPB ingediend. De omzetbelasting is niet geactiveerd. De laatst gedeponeerde jaarrekening bij de KvK dateert uit 2015.
Op 8 mei 2019 hebben wij de Stadsring [...] te Amersfoort bezocht. Op het adres was een bedrijf bezig met asbestbestrijding. Natuurlijk was het pand leeg. Op de ramen was middels een grote sticker de naam “Blaustein” zichtbaar. De lamellen waren gesloten. (zie foto)
Ganzenstraat [...] Amersfoort
Op dit adres zijn volgens de Kamer van Koophandel 75 rechtspersonen gevestigd. Op 21 maart 2019 hebben wij dit adres bezocht. Hier is gevestigd een gedateerd flatgebouw. Ganzenstraat [...] bestaat uit een vervallen flatje met een brievenbus. Het eigendom van het pand is in handen van Milliard Beheer BV. De heer Vadim Yuryevich Blaustein indirect bestuurder van Milliard Beheer BV. Er is geen enkele aanwijzing dat hier bedrijven zijn gevestigd. Volgens de inschrijvingen zouden hier groothandels in fietsen, appendages en bloemen zijn gevestigd. Deze activiteiten kunnen niet vanuit dit pand worden uitgevoerd. Er was niemand aanwezig. (zie foto’s)
Liendertseweg [...] Amersfoort
Op dit adres zijn volgens de Kamer van Koophandel 36 rechtspersonen gevestigd. Op 21 maart 2019 hebben wij dit adres bezocht. Hier is gevestigd een flatgebouw. Liendertseweg [...] Amersfoort bestaat uit een flat op de benedenverdieping annex souterrain. Het eigendom van het pand is in handen van Milliard Beheer BV. De heer Vadim Yuryevich Blaustein is indirect bestuurder van Milliard Beheer BV. Er is geen enkele aanwijzing dat hier bedrijven zijn gevestigd. De activiteiten die sommige rechtspersonen uitvoeren kunnen hier niet worden uitgeoefend. We stonden voor een dichte deur. Er was niemand aanwezig. (zie foto’s)
Touwbaan [...] Harderwijk
Op dit adres zijn volgens de Kamer van Koophandel 19 rechtspersonen gevestigd. Op 21 maart 2019 hebben wij dit adres bezocht. Hier is gevestigd een flatgebouw annex bedrijfsverzamelgebouw. Na goed zoeken hebben wij het adres gevonden. Het is een kantoorpand in de hal van het gebouw afgesloten met een deur. Op dit adres zijn volgens de Kamer van Koophandel groothandels etc ingeschreven. Deze activiteiten kunnen onmogelijk vanaf dit adres worden uitgevoerd. Er is geen enkele aanwijzing dat hier bedrijven zijn gevestigd. Op de brievenbus staat de naam “Pravda”. Door het glas zagen wij een leeg kantoorpand met een bureau en wat stoelen. Er was niemand aanwezig. (zie foto’s)”
4. Nadat appellanten bezwaar hadden gemaakt, heeft verweerster op 26 juni 2019 nog een vervolgonderzoek laten instellen door het BEH op het adres aan de Stadsring te Amersfoort, waarbij is geconstateerd dat de situatie daar nog hetzelfde was als bij het eerdere bezoek op 8 mei 2019. Verder is toen geconstateerd dat er op het adres Stadsring op dat moment geen bedrijven gevestigd waren. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een op ambtsbelofte opgemaakt rapport van 27 juni 2019.
5. Verweerster heeft in de besluiten van 3 mei 2021 overwogen dat het, gelet op de ingediende stukken, het kadaster inzake het onroerend goed op het vestigings- of bezoekadres, raadpleging van streetview, de doelomschrijving in de vigerende statuten en jaarstukken, de website, het briefpapier, de rapporten van de belastingdienst en de hoorzitting, voldoende duidelijk is dat de registraties van appellanten in het handelsregister onjuist zijn. Omdat verweerster van appellanten geen stukken heeft ontvangen waaruit blijkt dat zij met recht en titel mogen zitten alsmede feitelijk gevestigd zijn op de in het handelsregister vermelde adressen en daar daadwerkelijk hun activiteiten uitvoeren, heeft verweerster de besluiten tot het wijzigen van de adressen gehandhaafd.
6.1
Appellanten voeren aan dat de besluiten tot adreswijzigingen onjuist zijn, omdat zij met recht en titel op de in het handelsregister geregistreerde adressen gevestigd zijn. Daarnaast voeren zij aan dat de besluiten onzorgvuldig voorbereid zijn, omdat ze slechts zijn gebaseerd op eenmalige bedrijfsbezoeken en verweerster, voordat zij de primaire besluiten nam, niet op andere manieren de juistheid van de adressen heeft onderzocht, zoals door het stellen van vragen aan appellanten per post of telefoon, of het instellen van een nader bedrijfsbezoek. Appellanten stellen dat met een onaangekondigd bezoek niet kan worden vastgesteld of zij activiteiten ontplooien op de bezochte adressen en daar bereikbaar zijn, omdat hun ondernemingen online werken en er niet constant iemand aanwezig is. Verweerster had daarom een bezoekafspraak moeten maken, zodat er op het bezoekadres iemand aanwezig had kunnen zijn. Verder stellen appellanten dat Blaustein als (in)direct bestuurder heeft verklaard dat er op de adressen activiteiten plaatsvinden en dat verweerster van deze verklaring moet uitgaan. Tegen de door verweerster in stand gelaten doorhalingen van ondernemingen hebben appellanten geen gronden aangevoerd.
6.2
Verweerster stelt zich op het standpunt dat op grond van artikel 1, sub j, en artikel 11, eerste lid, sub c, van de Handelsregisterwet 2007 (Hrw 2007) en artikel 11a, tweede lid, van het Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb 2008) de ondernemer daadwerkelijk en feitelijk op het geregistreerde adres een onderneming moet drijven, zodat derden die ondernemer kunnen bezoeken en eventuele vorderingen kunnen laten betekenen op dat adres. Dat is de hoofdfunctie van het openbare handelsregister: juiste informatieverstrekking aan derden ten behoeve van een ordentelijk economisch verkeer.
7. Het College overweegt als volgt.
7.1
In artikel 38, eerste lid, in samenhang met de artikelen 33 tot en met 36 van de Hrw 2007, is voorzien in een procedure op grond waarvan verweerster, als zij gerede twijfel heeft over de juistheid van authentieke gegevens, uit eigen beweging in het handelsregister opgenomen gegevens in onderzoek kan nemen en deze eventueel kan wijzigen. Zoals het College in zijn uitspraak van 15 juli 2009 (ECLI:NL:CBB:2009:BJ3137) heeft overwogen vormt gerede twijfel aan de juistheid van in het handelsregister opgenomen gegevens voldoende aanleiding om gegevens met overeenkomstige toepassing van de artikelen 33 tot met 36 van de Hrw 2007 in onderzoek te nemen, maar moet, nadat dit onderzoek is afgerond, gelet op de omstandigheden van het geval, voldoende duidelijkheid omtrent de onjuistheid van deze gegevens bestaan, voordat tot wijziging of doorhaling ervan kan worden overgegaan.
7.2
Op grond van artikel 11, eerste lid, aanhef en onder c, van de Hrw 2007 dient over een vestiging van een onderneming in het handelsregister te worden opgenomen het post- en bezoekadres. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van de Hrw 2007 wordt onder een vestiging verstaan een gebouw of complex van gebouwen waar duurzame uitoefening van de activiteiten van een onderneming of rechtspersoon plaatsvindt. Op grond van deze bepaling volstaat het derhalve niet dat sprake is van een recht en titel met betrekking tot het geregistreerde adres, aangezien ter plaatse sprake moet zijn van de duurzame uitoefening van bedrijfsactiviteiten. Voorts heeft het College over het bezoekadres van een vestiging van een onderneming in zijn uitspraak van 19 april 2016 (ECLI:NL:CBB:2016:112) reeds overwogen, dat het moet gaan om het adres waarop de onderneming fysiek bereikbaar is.
7.3
Het College is van oordeel dat verweerster zich op grond van het rapport van 15 maart 2019 op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich op de in het handelsregister vermelde adressen geen vestigingen van appellanten bevonden. Uit dit rapport blijkt voldoende duidelijk dat op de bezochte adressen geen ondernemersactiviteiten plaatsvonden en dat appellanten daar niet bereikbaar waren. De in dit rapport neergelegde bevindingen zijn bevestigd door de resultaten van het vervolgrapport van 27 juni 2019 en het door verweerster in bezwaar verrichte nadere onderzoek. Hoewel verweerster tijdens de bezwaarprocedure appellanten meerdere malen daarom heeft verzocht, hebben zij geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij wel op de bezochte adressen gevestigd zijn en het rapport van 15 maart 2019 onjuist zou zijn. Alleen de verklaring van Blaustein dat appellanten op die adressen gevestigd zijn, is onvoldoende om het rapport van 15 mei 2019 te weerleggen. Bovendien heeft verweerster aangetoond dat voor de appellanten met het adres Stadsring te Amersfoort geldt dat zij sinds 2 oktober 2018 geen eigenaar meer zijn van het onroerend goed en dat van verhuur aan appellanten niet is gebleken. Voor appellanten met het adres Touwbaan te Harderwijk hebben de eigenaren van het onroerend goed in mei 2019 verklaard dat zij niet op de hoogte zijn van enige verhuur aan appellanten. Het standpunt van appellanten dat zij op deze adressen online activiteiten verrichten hebben zij in het geheel niet onderbouwd. Daarbij komt, zoals verweerster heeft gesteld, dat uit de doelomschrijvingen van een aantal appellanten blijkt dat hun ondernemingsactiviteiten bestaan uit fysieke activiteiten die niet (enkel) online kunnen worden gedaan, zoals het bedrijven van horeca, groothandel of technische installatie. Ook het argument van appellanten dat verweerster niet onaangekondigde bezoeken had mogen (laten) brengen, maar eerst afspraken had moeten maken, gaat niet op. Het alleen op afspraak beschikbaar kunnen zijn op het geregistreerde adres betekent nog niet dat ter plaatse sprake is van daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten en van fysieke bereikbaarheid van de onderneming. Appellanten hebben hun stelling dat zij wel op geregistreerde adressen zijn gevestigd op geen enkele wijze onderbouwd met verifieerbare gegevens.
7.4
Appellanten hebben voorts naar voren gebracht dat verweerster voorafgaand aan de primaire besluiten contact met hen had moeten opnemen. Daargelaten of op verweerster de plicht rustte om appellanten vooraf te horen, heeft verweerster appellanten voor de besluiten van 20 maart 2020 alsnog gehoord en zou het horen vooraf niet tot een andere uitkomst hebben geleid.
7.5
Naar het oordeel van het College mocht verweerster op basis van het verrichte onderzoek ervan uitgaan dat zich op de in het register vermelde adressen van appellanten aan de Stadsring, de Ganzenstraat en de Liendertseweg in Amersfoort en aan de Touwbaan in Harderwijk geen vestigingen bevonden van appellanten. Ze kon daarom in beginsel overgaan tot ambtshalve wijziging van de adressen in het Handelsregister.
7.6
Bij gebreke aan adressen waar de ondernemingen wel gevestigd zouden zijn en bij gebreke aan een privéadres van de ondernemer, mocht verweerster de adressen wijzigen in het adres van Blaustein S.A.R.L. als enige adres waarop Blaustein als direct of indirect bestuurder van appellanten vindbaar is. Uit de nadere stukken, met name uit het uittreksel van het register van Monaco van 31 mei 2019, blijkt dat verweerster ten tijde van de primaire besluiten uit mocht gaan van de juistheid van het nieuwe te registreren adres in Monaco. Appellanten hebben tijdens de hoorzitting in bezwaar echter naar voren gebracht dat het door verweerster in het handelsregister vermelde nieuwe adres in Monaco niet (meer) juist is. Naar het oordeel van het College had dit voor verweerster aanleiding moeten zijn om ten tijde van de nieuwe besluiten op bezwaar van 20 maart 2020 opnieuw de juistheid van het adres in Monaco te verifiëren.
7.7
Dit onderzoek heeft verweerster nadien alsnog verricht. In de besluiten van 3 mei 2021 geeft verweerster aan dat uit het nader onderzoek is gebleken dat Blaustein S.A.R.L. niet meer is gevestigd op het adres in Monaco en dat deze onderneming niet langer vindbaar is in het register van Monaco dan wel elders. Ook het privé-adres van Blaustein is niet vindbaar. Verweerster heeft daarom in afwachting van een opgaaf door appellanten van een verifieerbaar, feitelijk juist vestigings- of bezoekadres de adressen van appellanten op haar kelderadres gezet. Daarbij heeft verweerster vermeld dat appellanten te allen tijde een nieuw adres kunnen opgeven mits voorzien van afdoende bewijs dat zij daar ook daadwerkelijk en met recht en titel zitten. Het College heeft appellanten in de gelegenheid gesteld om te reageren op deze laatste adreswijziging, maar appellanten hebben daar geen gebruik van gemaakt. Het College heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de uitkomsten van verweersters onderzoek naar het adres van Blaustein S.A.R.L. Appellanten hebben geen ander adres doorgegeven, ondanks dat verweerster daar herhaaldelijk om heeft gevraagd. Ook op de zitting hebben appellanten geen ander verifieerbaar adres genoemd. Het College is van oordeel dat verweerster voldoende onderzoek heeft gedaan om de juistheid van het nieuwe adres van appellanten te verifiëren. Nu zij op basis van dit onderzoek niet anders had kunnen doen dan het opnemen van haar kelderadres in het handelsregister en appellanten bovendien te allen tijde kunnen verzoeken om wijziging naar een ander juist adres, is het College van oordeel dat de besluiten van 3 mei 2021 in stand kunnen blijven. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. De beroepen die gericht zijn tegen de besluiten van 3 mei 2021 zijn ongegrond.
9. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Het College ziet aanleiding verweerster op te dragen aan appellanten het door hen betaalde griffierecht te vergoeden, omdat zij bij de besluiten van 3 mei 2021 gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan appellanten door het adres in Monaco nader te onderzoeken.

Beslissing

Het College:
  • verklaart de beroepen tegen de besluiten van 31 oktober 2019 en 20 maart 2020 niet-ontvankelijk;
  • verklaart de beroepen tegen de besluiten van 3 mei 2021 ongegrond;
  • draagt verweerster op het betaalde griffierecht van € 1.380,- aan appellanten te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, mr. M.M. Smorenburg en mr. M. de Mol, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021.
De voorzitter is verhinderd De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen de uitspraak te ondertekenen.