In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 19 april 2016, zaaknummer 15/317, staat de ambtshalve wijziging van het bezoekadres van appellante centraal. Appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde E.F.J.A.M. de Wit, had bezwaar aangetekend tegen het besluit van de Kamer van Koophandel, die op 21 januari 2015 het bezoekadres had gewijzigd. Dit besluit volgde op een opgave van [naam 2] en een controle door ambtenaren van de Belastingdienst, die concludeerden dat het opgegeven adres niet fysiek bereikbaar was. Appellante stelde dat de wijziging op een misverstand berustte en dat zij wel degelijk op het adres bereikbaar was.
Het College oordeelt dat de Kamer van Koophandel ten onrechte had geconcludeerd dat het bezwaar van appellante kennelijk ongegrond was, waardoor zij niet in de gelegenheid was gesteld om haar standpunt tijdens een hoorzitting toe te lichten. Het College benadrukt dat het recht om gehoord te worden een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftenprocedure is. De motivering van het primaire besluit was onvoldoende en het document met bevindingen was niet bij het besluit gevoegd, wat het voor appellante moeilijk maakte om haar standpunt te onderbouwen.
Het College vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat appellante in beroep de gelegenheid heeft gehad haar standpunt nader toe te lichten. De Kamer van Koophandel wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 992,- worden vastgesteld, en moet het griffierecht van € 331,- vergoeden. Deze uitspraak onderstreept het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor een zorgvuldige motivering van besluiten.