Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2020 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Appellant heeft verder aangegeven dat hij van plan was om zijn nieuwe stal te vullen door een geleidelijke groei van zijn veestapel met eigen aanwas. Dat als gevolg van dierziekte op zijn bedrijf de geleidelijke groei er niet toe heeft geleid dat de stallen op de peildatum volledig waren gevuld, is naar het oordeel van het College geen bijzondere omstandigheid in voormelde zin. De keuze van appellant om zijn veestapel geleidelijk te laten groeien met eigen aanwas is een ondernemerskeuze die binnen zijn invloedsfeer ligt en waarvan de gevolgen in beginsel voor zijn rekening komen. Appellant stelt in dat kader weliswaar terecht dat het niet toewijzen van zijn verzoek om toepassing te geven aan de knelgevallenregeling wegens de uitbraak van een dierziekte op zijn bedrijf, er op zichzelf niet toe leidt dat geen sprake kan zijn van strijd met artikel 1 van het EP. Dat niet voldaan is aan de vereisten van de knelgevallenregeling maakt echter wel dat de uitbraak van BVD op het bedrijf van appellant tot zijn bedrijfsrisico behoort. Alleen indien voldaan is aan de vereisten van de knelgevallenregeling, zoals opgenomen in artikel 12, tweede lid, van de Regeling, hoeft een melkveehouder de gevolgen daarvan niet zelf te dragen.
Daarnaast heeft appellant met de door hem overgelegde gegevens geen inzicht gegeven in zijn bedrijfsmatige gegevens en omstandigheden en heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat de bedrijfscontinuïteit door de Regeling in gevaar komt.
Het betoog slaagt niet.
Beslissing
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.